regeerings-ontwerp daarover. Wellicht ziet de twintigste eeuw ons dan reeds aan den arbeid. Dank zij de onvermoeide geestkracht en werkzaamheid, door velen onzer landgenooten gedurende zoo vele jaren aan den dag gelegd, is de voorbereiding thans ten einde gebracht; het oogenblik van handelen schijnt aangebroken, eene beslissing in eene of andere richting kan althans zeker niet lang meer uitgesteld worden. Moge zij spoedig vallen en dan gunstig zijn.
Timmerman.
Uitkomsten der zevende tienjaarlijksche volkstelling in het koninkrijk der Nederlanden op den een en dertigsten December 1889 (met uitzondering van de beroepstelling). Uitgegeven op last van het Departement van Binnenlandsche Zaken.
Overzicht van de uitkomsten, in vergelijking met die der vorige volkstellingen, voorafgegaan door een overzicht van de inrichting der volkstelling en de daarop betrekking hebbende voorschriften, op uitnoodiging van den Minister van Binnenlandsche Zaken bewerkt door de Centrale Commissie voor de statistiek. 's-Gravenhage, Van Weelden en Mingelen, 1893. — Pr. ƒ1.—
De heer J. Kuyper heeft reeds een overzicht gegeven (p. 511 vlg. van dezen jaargang) van verschillende belangrijke gegevens, welke bovengenoemd werk bevat, zoodat wij daarnaar kunnen verwijzen. In het verslag is ook eene tamelijk uitvoerige paragraaf (§ 2) gewijd aan de dichtheid der bevolking, waarop wij in het bijzonder de aandacht vestigen, te meer daar de heer Kuyper daarover slechts even terloops spreekt. In tabel III vindt men de opgave van de dichtheid der bevolking des Rijks op elk van de zeven tijdstippen der tellingen; in tab. IV die van de dichtheid der bevolking (in de verschillende provinciën) en van de betrekkelijke bevolking (der provinciën in verhouding tot die van het Kijk); in tab. V die van de toeneming der bevolkingsdichtheid (in de provinciën en in het Rijk). De gemiddelde dichtheid voor het geheele Rijk was op 31 Dec. 1889: 7635 per □ geogr. mijl (1386 per 1000 heet.), het totaal der bevolking bedroeg toen 4,511,415; op 1 Januari 1830 waren die cijfers resp. 4415 (802) en 2,610,621; waaruit, over een tijdvak van 60 jaren, eene percentsgewijze toename blijkt van • 100:172,81. Het sterkst vermeerderde de dichtheid in de provinciën Drenthe, Zuid-Holland en Noord-Holland, het minst in Zeeland en Limburg (resp. van 100:205,42; 100:199,50; 100:181,26; 100:136,11; 100:138,38). Men ziet dat e'- voor den geograaf uit zulke verslagen nogal het een en ander te leeren en te overdenken valt; maar voor anderen ook ! T.
Over kalkhoudende gronden in Nederland, door Dr. J. L. C. Schroeder van der Kolk. — Met kaartje der kalkhoudende gronden. — Tijdschr. der Nederl. Heide-Maatsch. 6de Jaarg. 1894, afl. 2.
De schrgver geeft een beknopt overzicht der vindplaatsen van de kalkhoudende gronden in Nederland, op grond der bestaande litteratuur en van enkele eigen waarnemingen. Een volledig overzicht zou slechts te verkrijgen zijn «door een stelselmatige doorzoeking van onzen geheelen vaderlandschen bodem, m. a. w. bij