verlenging van het Zwolsche Diep is gewijzigd; de grenzen der inpolderingen eveneens, zoodat de oppervlakte van het IJselmeer vergroot is; het vermogen der stoomgemalen is verhoogd, het dwarsprofiel der meerdijken verzwaard, enz. De totale oppervlakte der vier polders bedraagt ongeveer 211,830 heet., waarvan 194,410 heet. vruchtbaar land; die van het IJselmeer 145,000 heet. De landaanwinst is dus aanzienlijk. De kosten van alle gezamenlijke werken, over 33 jaren, worden in hoofdstuk VII berekend op ƒ174,520,000, waarbij dan nog komen ƒ 10,000,000 ter voorziening in de belangen der defensie. De onderhoudskosten voor den afsluitdijk met bijkomende werken en de polderlasten voor de inpolderingen achter den afsluitdijk (hoofdstuk VIII) zullen bedragen / 2,091,250 per jaar.

De commissie wijdt ook eenige hoofdstukken (IX, X en XI) aan technische beschouwingen over de inpolderingen, ingeval er geen afsluitdijk wordt gemaakt en aan berekeningen van kosten (resp. ƒ 198,200,000 -f 10 mill. voor de defensie, en ƒ2,145,850), om daarna, in hoofdstuk XII, een vergelijkend overzicht te geven van de voornaamste voor- en nadeelen van inpoldering met en zonder afsluitdijk en komt dan tot het besluit dat inpoldering 1net afsluitdijk, uit een technisch oogpunt, verre te verkiezen is boven indijkingen in de Zuiderzee zonder afsluitdijk.

In de beide volgende hoofdstukken (XIII en XIV) vindt men algemeene beschouwingen op oeconomisch gebied en eene bespreking van de hoedanigheid van den grond, den staat waarin hij voor de uitgifte gebracht moet worden, alsmede de wijze van uitgifte en kolonisatie. Wij vestigen er vooral de aandacht op dat de commissie maatregelen in overweging geeft om te voorkomen dat het land in handen geraakt van speculanten of van kapitalisten, die het niet zelf zouden bebouwen , maar het in huur of in pacht geven, waardoor al de talrijke nadeelen van het pachtstelsel ook daar weer op den voorgrond zouden treden; de commissie acht het wenschelijk dat het land kome in het bezit van diegenen welke het ook werkelijk zullen bebouwen, dat er aldus een eigenerfde boerenstand zal ontstaan. Men zie vooral de belangrijke bijlage XI, het rapport der heeren D. fontein de Jong en H. C. van den Houven van Oordt, waarmede zich hebben vereenigd de leden der Staatscommissie J. Breebaart Kzn., J. M. Telders en A. C. Wertheim. Ongetwijfeld verdienen de daarin ontwikkelde denkbeelden toejuiching, ook omdat men bij de toepassing daarvan zich op den bodem der bestaande wetgeving zal kunnen plaatsen. Dat deze kwestie overigens, de tegenwoordige tijdsomstandigheden in aanmerking genomen, tot de moeielijkste behoort onder degene welke zich tijdens en na de uitvoering van het groote werk zullen voordoen, valt niet te ontkennen. Het onderwerp is, uit den aard der zaak, veel minder concreet dan alles wat op de technische uitvoering betrekking heeft.

Ook aan de droogmaking zonder afsluitdijk heeft de commissie hare aandacht gewijd (hoofdst. XV), waarbij zij tot het besluit komt dat, zelfs indien van de uit te geven gelden rente berekend wordt, de geheele drooglegging van de Zuiderzee met een afsluitdijk nagenoeg hetzelfde kost, als wanneer men de voorafgaande afsluiting achterwege laat (resp. ƒ259,794,000 en ƒ261,718,000). Alleen bij eene berekening van rente op rente sluit de rekening ten voordeele van de droogmaking zonder afsluitdijk (ƒ311,753,000 en 292,509,000, een gevolg van het feit dat in het laatste geval de landerijen spoediger verkoopbaar zijn).