den toegang tot de haven van Harlingen niet gedeerd, doch ook niet verbeterd zal worden door de afsluiting; 4°. de toestand van het vaarwater van Harlingen naar Ameland om de Noord geen verandering zal ondergaan door de afsluiting. Wat de belangen bezuiden den afsluitdijk aangaat is de Commissie van gevoelen: dat de belangen van den I Jsel bij het ontwerp der Zuiderzee-Vereeniging afdoende zijn gewaarborgd; dat, bij het voor het IJselmeer aangenomen peil, de belangen van de uitwatering der omliggende provinciën door de afsluiting niet geschaad, voor een belangrijk deel zelfs gebaat zullen worden, terwijl afsluiting der Zuiderzee, volgens eene lijn Noord-Holland—"Wieringen—Friesland eer in het belang zal zijn van het binnenlandsch verkeer te water, dan tegen dat belang. Ook in de behoefte aan waterverversching van Friesland, Noord-Holland en de drooggemaakte gronden zal voorzien kunnen worden, terwijl voor de waterverversching van Amsterdam, door middel van het stoomgemaal te Zeeburg, geen nadeelen zijn te duchten.

Hoofdstuk IV bevat als bijlage eene belangrijke verhandeling over de visscherij op de Zuiderzee en de gevolgen der afsluiting, van Dr. 1\ P. C. Hoek. De commissie geeft een overzicht der opbrengst van het Zuiderzee-visschersbedrijf (gemiddeld circa 2 mill. gulden per jaar) en van de schadeloosstellingen, welke verleend zouden moeten worden.

In hoofdstuk V wordt het IJselmeer besproken, nl. het peil, de belangrijke kwestieën van de slib-afzetting, de ijsvormig, het waterbezwaar, de opwaaiing, de kwel en de ontzilting.

In bijlage VII worden de uitvoerige proeven beschreven, welke zijn genomen tot verkrijging van gegevens betreffende het ontziltingsproces in het IJselmeer, waardoor de commissie is gekomen tot de volgende meening daaromtrent: het water wordt — hetzij door ontzilting, hetzij door zoete bovenlagen op het IJselmeer — kort nadat de afsluiting is tot stand gekomen, geschikt tot boezemverversching van Friesland en Noord-Holland en om door mensch en vee — of althans door vee — wat het zoutgehalte betreft gedronken te worden. Wat den invloed der afsluiting op den gezondheidstoestand der oeverbewoners betreft, daaromtrent valt, wel is waar, met volkomen zekerheid niet veel te zeggen, maar «het vernietigen van de doode organische stof, geleverd door het afsterven van lagere organismen, die, gewend aan water met hooger zoutgehalte, moeten bezwijken bij een komend tekort aan zout in de hen omringende middenstof, zal waarschijnlijk ook zonder hinderlijke rottingsprocessen kunnen geschieden, doordien de veroveraars den dooden afval der vroegere bewoners in korten tijd kunnen assimileeren".

In het Vide hoofdstuk wordt eene uitvoerige bespreking gegeven van alles wat betrekking heeft op de eigenlijke droogmaking of inpoldering, waarbij wij, met het oog op de ruimte, niet lang kunnen stilstaan. De commissie stelt een tiental wijzigingen voor in de ontwerpen der Zuiderzee-vereeniging met afsluitdijk; wijzigingen die, in zekeren zin, van ondergeschikt belang zijn en voortvloeien uit overwegingen van technischen en krijgskundigen aard; het vaarwater tusschen den Z. W.-er en den Z. O.-er polder is aanmerkelijk verbreed en naar het N. W. verlegd, zoodat de eerstgenoemde polder heel wat kleiner wordt; het ontwerp tot