Verslag der staatscommissie, benoemd bij Koninklijk Besluit van 8 September 1892, n°. 21, tot het instellen van een onderzoek omtrent eene afsluiting en eene droogmaking der Zuiderzee. (Gedrukt bij Gebr. Belinfante, voorheen A. D. Schinkel). Prijs ƒ2,50.

De verschijning van dit verslag mag zeker als eene gewichtige gebeurtenis beschouwd worden; vooral voor de Zuiderzee-Vereeniging, die in de instelling der Staatscommissie een bewij3 mocht zien dat men meer algemeen in den lande begon te gelooven aan de mogelqkheid der uitvoering van het grootsche plan, waarvoor zij zoovele jaren had geijverd, terwijl het thans openbaar gemaakte verslag in vele opzichten overeenstemt met de voorstellen der Zuiderzee-Vereeniging. In hoofdstuk I wordt de afsluitdijk besproken, waaromtrent de Commissie de door de Zuiderzee-Vereeniging voorgestelde plaats aanbeveelt, als technisch de beste en in uitvoering de minst kostbare; de dijk zou dan loopen van Wieringen naar Piaam (een weinig ten Z. van Makkum), met eene kruinbreedte van 2 m. en eene breedte van den binnenberm van minstens 17 m., opdat er plaats zou zijn voor een spoor- en een kunstweg. De sluizen voor de uitwatering van het achter den dijk liggende IJselmeer, zouden, overeenkomstig het plan der Zuiderzee-Vereeniging, bij Wieringen moeten komen, ter wijdte van 10 m. (opdat zij in elk geval ontoegankelijk zouden zijn voor vijandelijke oorlogsschepen) en verdeeld in vijf groepen, elk van zes sluizen. Ten W. ervan komen twee schutsluizen naast elkaar, in een scheepvaart-kanaal door Wieringen, dat van het uitwateringskanaal gescheiden is door een dam. Uit een technisch oogpunt beschouwd zou de afsluitdijk, naar het gevoelen der Commissie, uitvoerbaar zijn in negen jaren. Van Piaam naar Harlingen zou een kanaal komen voor kleine schepen 1). De Commissie is verder van gevoelen, dat: 1°. de door de Zuiderzee-Vereeniging ontworpen afsluitdijk geen overwegenden invloed zal hebben op den toestand van het Heldersche Zeegat en het Vlie; 2°. van die afsluiting te verwachten is verdieping en verruiming der bestaande vaarwaters langs den Hengst en de Waard, die Texelstroom en Vliestroom met elkander verbinden, zooals het Oude Vlie, het Zuidoostrak en de Doove Balg, en niet verwacht kan worden de vorming van een grootscheeps vaarwater op korten afstand langs den afsluitdijk; 3°. de toestand van

I) Het spreekt vanzelf dat wij hier alle technische bijzonderheden en ook vele, overigens belangrijke beschouwingen over het scheepvaart-verkeer en de defensie, moeten achterwege laten. Ons doel is geen ander dan in het kort de aandacht onzer lezers op het verslag te vestigen.

Wij herinneren bovendien aan het opstel over de Plannen tot droogmaking der Zuiderzee, door P. A. van Buuren, in ons tijdschrift Dl. VI, 1889, M. U. Art. p. 194 vlg., met kaarten en profielen, waarin ook in het kort wordt gesproken over de Staatscommissie van 1873 en het daarop gevolgde wetsontwerp der regeering in 1877, alsmede over de oprichting der Zuiderzee-Vereeniging in 1886 en het standpunt, waarop deze zich, van den aanvang af, gesteld heeft, terwijl daarbij natuurlijk ook in herinnering worden gebracht de verdiensten van den technischen adviseur der Vereeniging, den heer C. Lelt.