bijheid van het gelijknamige riviertje. Tegenover de kampong, rechts van den weg, liggen eenige oude graven; reusachtige steenen tafelen of zerken, die rusten op ronde korte kolommen. De rand van sommige zerken was versierd met ingegriffelde figuren: verschillende cirkels, door een loodlijn verdeelde, gelijkbeenige driehoeken enz.
De landstreek, die we vervolgens doortrokken, was over 't algemeen kaal of met verdord gras bedekt. Zoo ver 'toog reikte, was het steeds kalk in al haar naakte, oogverblindende monotonie. Ook de bergen, die naar het zuiden in het binnenland opdoemden, vertoonden op dezen afstand althans geen spoor van plantengroei. Het spiegelvlak der zee kwam slechts zelden in het gezicht. De geheele natuur scheen dorst te lijden, en de indruk is zoo desolaat en armoedig, dat gij er u bijna over verwondert, wanneer hier en daar nog een riviertje door een terreinplooi kabbelt en enkele malen een groene sawah, zooals aan de Waiwawi, het oog verkwikt. Het water in de Waiwawi was brak; gelukkig dat het water der Karèndi, die we tegen 11 ure bereikten, beter was. Er bevond zich hier nogal geboomte, en de schaduw was, na den zonnigen rid, zoo'n weelde dat ik niet vóór 2 's middags weder opbrak. Het landschap werd nu minder dor, al was en bleef kalk op de plateaux ons steeds omgeven.
Van een boom of struik in den omtrek wist Sinto voor mij een menschenschedel op te sporen, die hier tusschen de takken gestoken was. Deze schedel was vermoedelijk afkomstig van een paardendief, evenals de reeds van elders vermelde. Om een proef te nemen, gaf ik den schedel, in een doek gewikkeld, aan den Soembanees Takoe, om hem op zijn paard te vervoeren. Met zichtbaren weerzin gehoorzaamde hij, doch toen we een eind op weg waren, stond hij eensklaps stil, liet den doodskop van het paard vallen, en zeide ontsteld dat hij hem niet meer dragen wilde. Sahib, met zijne gewone kalmte, ontfermde zich toen spotachtig glimlachend over den voor mij kostbaren last.
Te 2,40, dus ongeveer 2,5 paal W. van de Karèndi, peilde ik een spitse bergpiek, van een hoog punt van den weg, in de verte naar I92°,S. Zij geleek in vorm op de welbekende Dent de Jaman, boven Clarens in Zwitserland. Van hetzelfde punt was een andere, veel hoogere berg zichtbaar. Deze had een horizontaal afgeplatten top en lag 2ro°. Volgens Sinto zou deze berg in het landschap Wadjéwa, in het binnenland, liggen. Het was ruim 4 ure toen we de Ketéwer-rivier ') passeerden in welker
I) Men hoort dezen naam nu eens Këtéwer, dan weer ICëtéwe ofKëtéwé uitspreken.