noemde negorijen bezocht, begaf ik mij te paard met den posthouder en een Soembanees naar het liefelijke zoetwater meertje Këlitawawi'), eenige palen Z.ZO. van Memboro. Het ligt aan het einde eener vlakte in een bodemdepressie, daar waar langzamerhand golvend terrein begint. De stille oevers zijn met dicht bosch omzoomd, en op den gladden waterspiegel zwommen talrijke eenden, waarvan ik er eenige schoot. Hieruit bleek dat er twee soorten voorkwamen, waarvan de een Anas superciliosa Gm. is; de andere soort is kleiner.

De ons vergezellende Soembanees ging als een jachthond te water, om de geschoten eenden er uit te halen. Hij nam daarbij een onwillekeurig bad, dat hem zeker evenzoo weinig gebeurde als zijn stamgenooten. De Soembanees is zeer afkeerig van water als reinigingsmiddel. Zoo gaf bv. mijn begeleider uit Kanata, Takoe, herhaaldelijk aan Loedji zijn verbazing te kennen over het wasschen of baden dat hij mij dagelijks zag doen. Hij vond dat vies, en begreep niet dat de witte maramba zich niet liever met klapperkauwsel insmeerde zooals hij; dat was veel beter.

Overigens week langzamerhand de schroomvalligheid, die zoowel Takoe als Langgoe eerst. tegenover mij hadden aan den dag gelegd. Zij schenen niet verwacht te hebben, dat ik hen goed zou behandelen; en tweemalen per dag vleesch en rijst te eten, was voor hen een ongekende weelde. Intusschen liet ik te Memboro beiden dienst doen als wachters mijner grazende paarden. Het in beslaggenomen mërapoe-ps.aid liet ik evenwel binnenshuis bewaken, en ook 's nachts werden alle paarden onder een dak gebracht met mijn dienstpersoneel.

Overigens ontbreekt het in de buurt van Memboro niet aan vogels. Verscheidene der door Büttikofer2) beschreven of opgesomde soorten zijn van daar afkomstig. Ook perganis (Carpophaga sp.) die in de gewoonlijk schrale veldkeuken van den reiziger een groote vervulling zijn, komen o. a. nabij Tanah Kadoenggoer voor.

Daar mijn tijd beperkt was, besloot ik den ioden Augustus naar het ± 24 palen verder westelijk gelegen Laora te gaan, om daarmede mijn reistochten op Soemba te besluiten. We vertrokken ten half 8 ure 's morgens van Memboro in W.Z.W. richting over kalkheuvels en door dalen. Een uur later bevonden we ons voor de kampong Wairongo, in de na-

1) Deze naam beteekent «varkenshuid".

2) On a collection of birds etc. (Notes from the Leyden Museum, Vol. XIV, 1892, p. 196 sq.).