centrum met een stervormige figuur versierd en gedeeltelijk lichtblauw beschilderd was. De werpspiesen of -lansen (namboe) verschillen niet noemenswaard van de Oost-Soembaneesche nimboe kawdla en hebben dezelfde lengte: ± 2V3 m. De lolo-dmas in West-Soemba is geheel identisch met de loloe-patoe (pl. 12, fig. 14).

Van huisraad verdienen vermelding houten borden en schotels (sangga) kunsteloos en zonder versiering, en aarden onverglaasde potten. Deze laatsten hebben gewoonlijk de kleur van roodbruine baksteen en een ronden vorm. Zij dienen bij voorkeur om te kooken.

Het vlechtwerk, dat mij onder de oogen kwam, bestaat uit doosvormige mandjes {kapt) van pandanusblad, een stof die door vele MalayoPolynesiërs tot vlechten gebruikt wordt. Deze mandjes zijn nu eens ovaal, dan weder langwerpig vierkant, en van deksels voorzien. Eenige sirihtasschen, die ik in West-Soemba verkreeg, kwamen mij voor van Endeneeschen oorsprong te zijn.

Eigenaardig waren twee onderling verschillende pakzadeltjes, die in mijn bezit kwamen. Zij worden kddoe- of kadjangga roesa genoemd, en bestaan, zooals de naam aanduidt, uit hertshoorns, en verder uit hout en inlandsch touw. Zij zijn zeer licht en slechts bestemd voor lichte lasten.

De uit donkerbruin hout gesneden guitaar (doengga; Oost-Soemba djoengga) heeft ook hier denzelfden schuitvorm en twee dunne snaren van koperdraad. Zij is het nationale muziekinstrument bij uitnemendheid der Soembaneezen, waarbij meestal geïmproviseerde liedjes worden gezongen. De enkele malen, dat ik de djoengga hoorde bespelen, hebben mij geen hoogen dunk van den muzikalen aanleg der Soembaneezen doen koesteren. Er werd luidkeels bij gezongen; het tempo was snel; de rhythmus hortend en stootend, soms plotseling afgebroken, om onverwachts fortissimo op nieuw te beginnen. Het had niets van dat lieflijk zachte getokkel der Rotineesche sësando, een instrument, dat mij te Koepang in de stille avonduren zoo menig genotvol oogenblik verschafte.

Het zeldzaamste voorwerp, dat te Memboro in mijn bezit kwam, was ongetwijfeld een offerrekje voor de niérapoës. Het was langwerpig vierkant, 31,5 X I5 cm-> bakvormig, bestaande uit vier latjes van roodbruin hout. De bodem van het rekje bestond uit overlangs geplaatste dunne bamboelatjes, terwijl reepen boomschors, aan het rekje bevestigd, dienden om het op te hangen. Op dit rekje wordt sirih-pinang geofferd zoowel aan den merapoe tanah als