Onder de woningen is de paardenstal en houden zich de varkens en kippen op. De karbouwen worden gewoonlijk tegen den avond in een afzonderlijke kraal, gelijk aan den Spaansch-Amerikaanschen corral, opgesloten.

Opvallend zijn ook in deze negorijen de groote grafmonumenten, doch van een geheel ander type dan die van Oost-Soemba. Zij gelijken nog het meest op de graven, die ik te Hamparëngo zag. Van i m. 80 tot meer dan 2 m. hoog, bieden zij een groote verscheidenheid van vormen aan. Het zijn witgepleisterde, massieve gebouwtjes, waarvan er sommige, op eenigen afstand gezien, zoowel aan kleine woningen als aan de Algerijnsche „marabouts" (eigenlijk koebah) herinneren. Een dezer graven, dat van Oemboe Roema Tanah, den grootvader van den tegenwoordigen radja van Manoea Kalada, is afgebeeld op pl. 8, fig. 22.

Ik vond de vertegenwoordigers dezer voor mij nieuwe bevolking minder handelbaar en nog wantrouwender dan de Oost Soembaneezen. Ik schrijf dit vooral toe aan de omstandigheid, dat Sinto de taal van Memboro niet zoo goed machtig was als die van Kambera, en hij bovendien onder deze lieden zeer weinig bekend was. Zij wilden ongaarne ethnographica ruilen, en ware het niet dat posthouder Baumgarte reeds een kleine verzameling voor 's Rijks Ethnographisch Museum had bijeengebracht, dan zou ik zeker maar weinig voorwerpen van West-Soemba hebben kunnen verzamelen. Kleeding, sieraden, wapenen, kortom nagenoeg alles der Soembaneezen van het landschap Memboro, alsook zooals ik later zag, van Laora, gelijkt op hetgeen de Oostelijke Soembaneezen vervaardigen en dragen.

De geweven stoffen verschillen nog het meest in de ornementiek, hoewel ze ook bestaan uit sjaals, die, wanneer zij gekleurd zijn, singgi semba en singgi kombo, en wanneer zij geheel wit zijn, singgi bela heeten. Over 't geheel mist men in de West-Soembaneesche weefstoffen die fraaie, eigenaardige, gedeeltelijk symbolische figuren van die van OostSoemba. Zonder afbeeldingen is een verdere beschrijving hier nutteloos. Ook om die reden moge eenige der voornaamste ethnographica uit het landschap Memboro hier slechts genoemd zijn.

Van sieraden zijn ook memoeiïs in zwang, waarvan de heer Baumgarte mij een zilveren (m. bela) verschafte. Zij gelijken in vorm geheel op die van Oost-Soemba (pl. 12, fig. 15). Een armband van wilde pisangpitten (rewa kau keloema) zou tevens als amulet dienen. Een rondlederen schild van karbouwenhuid (tamoea), dat in mijn bezit kwam, verschilde van de teming's der Oost-Soembaneezen doordat het in het

41