noenoeboomen (Agati grandiflora Desv.) voor, die ik reeds van Timor en Flores kende, doch niet in bloei had gezien. De boomen prijkten thans met groote, witte bloemen.

Ten 3,15 bereiken we den rechteroever der Palameaorivier, nabij haar monding. Van den hoogen kalkwand is de aanblik op het groene naar schatting circa 1500 M. wijde dal verrassend schoon. De rivier kronkelt hier sterk, zoodat zij een paar zandige, vlakke schiereilandjes vormt. De vele tuinen, klapperboomen en pisang's getuigen van de vruchtbaarheid des bodems.

Een eind voorbij de kampong Boendoehéro '), aan de andere zijde der rivier, liet ik ons bivak opslaan.

Al spoedig verzamelden zich een aantal Soembaneezen om ons heen, die ons kippen, kokosnoten en andere etenswaren te koop aanboden. Velen hadden een ongunstig uiterlijk, doch geleken overigens op de overige Tou Hoemba uit het oosten des eilands. Trouwens de grens van het taalgebied ligt nog verder westelijk. Eerst ergens tusschen Palamedo en Memboro eindigt het gebied der Kambera-taal, die vooral door Roos en de Roo meer bekend is geworden. Een voornaam Soembanees, vermoedelijk een kabisoe, hoewel Sinto hem kapala kampong (van Boendoehéro) noemde, voerde, daar hij wat Maleisch verstond, een gesprek met mij. Bovendien kende hij eenige Engelsche woorden, vooral vloeken en obscene termen, die hij van de paardehandelaars van Tanah Moris (Mauritius) geleerd had, en met zekeren trots debiteerde. Het herhaaldelijk openen van mijn mand met ruilgoederen bij het doen mijner inkoopen had blijkbaar de begeerlijkheid der Soembaneezen opgewekt, want den volgenden morgen bemerkte ik dat de mand verdwenen was. De dief of dieven moeten een groote behendigheid hebben bezeten, want het vermiste voorwerp stond tusschen mij en een mijner bedienden, terwijl wij op den grond sliepen. Niemand had iets bemerkt.

Ten koste van allés wilde ik trachten het verlorene terug te krijgen, vooral om te toonen dat een maramba djawa zich niet ongestraft liet berooven. Daar de omslachtige manier van doen zooals na den diefstal te Koting op Flores, met inmenging van den posthouder, radja enz., tot

1) Bij Roos Boenoe Seroe genaamd. Het eigenlijke Palamedo (verkeerdelijk Palmedo) of Lënang, dat verdei' op in het dal ligt, wordt bij Roos Le'na of Lénang geheeten. Bijdrage, 1. c., p. 85. Een kampong \erio of Neno, die op de hydrographische kaarten en de kaart van Sremfoort en Ten Siethoff voorkomt, is niet te vinden. Ook Roos noemt die kampong niet op. Ik vermoed dat die naam een misvorming is der laatste syllaben van den naam Boendoehero en -sero.