blauwe sjerp (roesoe banggi) en eenige vingerringen (tawoeroeng). Nadat we het middagmaal hadden gebruikt, en Sahib den reiger geprepareerd had voor mijn verzameling, verlieten we Samparëngo te 2 ure's middags, terwijl de thermometer 86° F. aanwees. Aanvankelijk in W., daarna in NW. richting, voerde het hobbelige pad over grasrijke kalksteenplateaux, ten deele eindigende in Tandjong Mandolo. Zoowel aan deze als aan gene zijde dier kaap zijn strandterrassen duidelijk te onderscheiden.
Aan den voet van den heuvelrug, dien we waren afgedaald, alvorens de vlakkere streek tot de Kanata-rivier door te trekken, vond ik op een struik langs het pad een viertal door weêr en wind verbleekte menschelijke schedels gestoken. Deze waren, volgens Sinto, afkomstig van paardendieven, die men onthalsd had, en ter waarschuwing opgehangen. Ik haastte mij alle vier deze schedels hier en daar tusschen mijn bagage op de pakpaarden weg te stuwen.' De zon was reeds meer dan een half uur aan de kim verdwenen, alvorens we naast een alouden Ficus, aan den rand van een grasveld bij de rivier Kanata, ons nachtleger bereidden.
Een indompeling in den koelen, snelvlietenden stroom stelde mij den anderen morgen in de vroegte (14 Juni) eenigszins schadeloos voor de slechte nachtrust. Een ongemakkelijke ligplaats en de luidruchtigheid der paarden hadden mij den slaap gestoord. Ons eerste werk was daarop het bivak te verleggen aan den voet des heuvels van de hoofdkampong Kanata, bij een der vele door euphorbia's omheinde tuinen, die om en bij de rivier gelegen zijn. Djagoeng, gierst, cassave, broodvrucht, papaya, pisang, klapperboomen, suikerriet staan hier in bonte mengeling en overvloed dooreen, een klaar bewijs wat sommige streken van Soemba kunnen opleveren, indien slechts een nijvere hand de zaden strooit.
in deze vruchtbare streek op heuveltoppen eenige kampongs, die te zamen het landschap of rijk Kanata of Kanatang vormen. Twee dier kampongs, Kanata in engeren zin, eigenlijk La Möndoe, en Laonatang, bezochten wij. Beide kampongs, ±40—106 m. boven den zeespiegel, zijn omgeven door dichte opuntia-hagen, waarmede ook de smalle paadjes, die er heen voeren, omgeven zijn. Deze heuvels bestaan uit dichten kalksteen; ook komt hier halotrichiet in de mergelachtige kalksteen voor. Zoowel van uit La Möndoe als Laonatang geniet men een ruim uitzicht op de vrij groote Kanata-rivier, met haar hier en daar veren is vermoedelijk tot West-Soemba beperkt, daar K. zegt dat dit wapen te »Memboro en bij de meer westwaarts wonenden in gebruik is."