wuivende kokospalmen in de verte wezen nog slechts de plek aan, waar eenmaal op het groene bergvlak die kampong troonde.
De witte, steile rotswanden van de kloof werden een oogenblik gekleurd met een lichten blos toen de dageraad met zijn rozenvingeren hen beroerde. Daarop, na de morgenkoffie, ging het voorwaarts in de richting van Taimanoe, het reisdoel van dien dag. Eerst sterk stijgend, daarna over den platten heuvelrug, toen naar omlaag de vlakke kuststreek door, ongeveer 1V4 uur rijdens naar N.O., en we reden Taimanoe binnen. Deze kampong, in de onmiddellijke nabijheid van het zeestrand gelegen, telt een twaalftal flinke huizen, de meesten grooter en ruimer dan die te Lëntang. Een muur van opeengestapelde steenen, nog voorzien van doeri pagar's (opuntia's) en afgesloten door enge poorten, omgeeft de geheele kampong. We sloegen een eind ver buiten den ringmuur aan de westzijde daarvan ons bivak op.
De spits van een paar daken te Taimanoe kenmerkte zich door een bijzonder soort van versiering, doordat een uitgeholde balk, aan welks uiteinden men den ruwen vorm van den kop en de staart van een dier gegeven had, daarop rustte. Alle huizen op Soemba zijn van binnen schemerdonker, en hebben een zwart, berookt aanzien. De vloer bestaat uit ongespleten, dus ronde bamboebalken, die dikwijls meer dan een handbreedte van elkaar afliggen, zoodat men om zich over zoo'n ,vloer' te bewegen, met eenige behoedzaamheid dient te werk te gaan.
Wanneer ik hier het inwendige der huizen, met zijn verschillende kabaniroe s en de marapoe-fAaaXs, boven onder het dak, verder wilde beschrijven, dan zou ik slechts kunnen herhalen hetgeen Roos en vooral de Roo met zooveel meer kennis van zaken reeds beschreven. De belangstellende lezer zij dus naar hun geciteerde mededeelingen verwezen.
Alleen nog dit: In de ruime woning van wijlen den radja stond in een der vertrekken in het schemerdonker de doodkist met het lijk er in in afwachting van de begrafenis, die later met alle ceremonie en bloedvergieten daaraan verbonden, zou plaats hebben '). Een fraaie bontgekleurde singgi (sjaal of plaid) bedekte de breede kist, terwijl een „treurende" slaaf en slavin daarbij de wacht hielden.
Voorts zij hier nog vermeld, dat men te Taimanoe het drinkwater uit een diepe put, even buiten de kampong, haalde.
Ik kwam te Taimanoe in het bezit mijner eerste ethnographica der
J) Vergel. Roos, op. cit., p. 55—59; en Ph. Bieger, Een doodenfeest op Soemba (Mededeelingen v. h. Nederl. Zendeling Genootschap, dl. XXXIV, 2io stuk, 1890, p. 151).