die de vale bergen en vlakten van het heete waterarme Arizona en Catamarca op het westelijk halfrond heeft aanschouwd, meent dat die dorre kusten van Timor nog groene beemden zijn, zelfs dan wanneer eenige maanden later de droogte en hitte op Timor hun toppunt hebben bereikt.

Treurige tijdingen in die dagen uit het vaderland ontvangen, deden mij verlangen naar bezigheid, die mij geheel in beslag zou nemen en naar vermoeienis, die mij t harteleed voor een wijle zou doen vergeten. Met vreugde begroette ik dus de verschijning van het stoomschip van Goens der Paketvaart-Maatschappij, dat mij naar Soemba zou voeren.

Den 3den juni te 8 ure 'savonds lichtte zij het anker, om reeds den volgden morgen tegen 6 ure voor Baa op Roti aan te komen. Ons oponthoud aldaar van ruim een uur gaf mij gelegenheid kennis te maken met den civiel gezaghebber, den heer F. S. van de Graaff, en hem mijn voorgenomen latere rondreis op Roti aan te kondigen.

Toen ging het wêer verder langs de grazige kalkheuvelen van Roti, overgaande in het lage boschrijke kustland bij Oënale, en voorbij het vlakke eiland Dau. Te 4 ure 's middags kwam de van Goens ter reede van Seba op het eiland Savoe. Over de middelmatig hooge, met gras en spaarzaam geboomte bedekte heuvelen, ver landwaarts in, dreven zware regenwolken. Op den voorgrond een vlak zandig strand met duizenden lontarpalmen en honderden menschen in bonten tooi van kleurige sëlimoets en sarongs.

Aangezien er te Seba eenige paarden ingelaten moesten worden, en een aan boord overleden inlandsche stoker ter aarde besteld, had ik genoeg tijd om aan wal te gaan en iets, hoe weinig ook, van Savoe te zien. In gezelschap van den posthouder Fransz en kapitein Duif van de van Goens bezocht ik eerst de statige woning van den radja van Seba en daarna te paard de kampong Namata '). 's Avonds begaf ik mij weder aan boord.

De 5de Juni vond ons in de vroegte voor Endeh, waar we wegens de massa copra, die geladen moest worden, den ganschen dag bleven liggen.

Ik bezocht nogmaals, ditmaal begeleid door den nieuwen posthouder A. C. G. Rozet, de mij reeds van Januari bekende kampongs, waar nu alles tot rust was teruggekeerd. De bevolking van Endeh bleef mij, niettegenstaande ik thans elders, op Flores zoowel als op Timor, ruw natuur-

1) Voor eenige verdere mededeelingen over Savoe en de Savoeneezen verwijs ik naar het IVe gedeelte van dit Verslag, hetwelk tevens over Roti handelt.

36