nen, maar wier kennis van het hoogste gewicht is voor de verspreiding der gewassen en zoo menig ander practisch vraagstuk, meer bijzonder den gezondheidstoestand en de werkkracht der bewoners. De studie dier waarnemingen kan den geograaf niet ernstig genoeg worden aanbevolen. Vooreerst strekken deze zich voor het magnetisme en den regenval nu reeds over een aanzienlijk aantal jaren uit, zoodat sprake kan zijn van vergelijking, gemiddelden en afwijkingen van die gemiddelden, welke steeds voor ieder jaar geregeld worden in het licht gesteld, al blijft de verklaring dan ook voorshands, als ontijdig, nog terecht achterwege '). Verder worden de stations der regenwaarnemingen steeds talrijker over alle deelen van den Archipel uitgebreid, en wordt het resultaat, voor zoover mogelijk, b. v. voor Java, reeds cartographisch voorgesteld. In de derde plaats wordt de maritieme geographie steeds meer binnen het bereik dier waarnemingen getrokken, zooals blijken kan uit de hoogstaande studiën van Dr. van der Stok over ebbe en vloed, waargenomen door zelfregistreerende instrumenten volgens de methode der harmonische analyse, te Tjilatjap, Tandjong Priok, Amboina, Emma-haven en elders geplaatst2); voorts uit de bewerking van te Utrecht, den Haag of Batavia aanwezige scheepsjournalen, waaruit dan gegevens betreffende zeestroomingen, dieptepeilingen, zeetemperaturen en andere verschijnselen der zeeën van onzen Archipel ontleend worden. Voegt men hierbij dat op het observatorium photographische

1) Hoezeer bijv. de regenval en de temperatuur in twee achtereenvolgende jaren kunnen verschillen, blijke uit de waarnemingen van het jaar 1891 en '92 (die van'93 zijn natuurlijk nog niet gepubliceerd). Het jaar 1891 was te droog en te warm: in Mei,Oct. en Nov. was de temperatuur aanzienlijk boven de normale, terwijl vochtigheid en bewolking het geheele jaar bijna te gering waren. In Oost-Java was dat het geheele jaar, in Midden-Java op ééne maand na (Febr.), in West-Java op drie maanden na (Febr., Maart en April) het geval. Sumatra's O.-kust ontving te weinig regen, Sumatra's Westkust had den normalen regenval. In 1892 was het juist andersom: de temperatuur was te laag; de bewolking en regenval waren grooter; op Sumatra's Westkust viel minder regen dan ter Oostkust. De plaatsen van den grootsten regenval waren andere in'91 dan in '92. In 1891 viel de meeste regen te Sindanglaja en Padang, resp. 4000 en 4348 mm.; in '92 viel de meeste regen te Alas Petoeng (O.Java) 6063, en te Singkawang (W. Borneo) 5472 mm. Hetzelfde gold van den geringsten regenval: in 1891 vielen te Sitobondo (O. Java) 570 en te Limbotto (N. Celebes) 690 mm.; in 1892 te Bezoeki 846 en te Bima (Soembawa) 1264 mm.

2) Zie zijne „Studiën over getijden in den Ind. Archipel" (dubbeldaagsche, eendaagsche en gemengde getijden; Oostgat, Trechter en Westgat van Soerabaya; Str. Banka; De Brill en Kotta Baroe; Straat Gaspar; Straat Soenda en Ind. Oceaan) in het Tijdschrift van het K. Inst. van Ingenieurs, Afd. N. I., 1892—93.