met de aanwezige topographische kaarten mogelijk is, en dat wat agronomische kaarten betreft, eene zoo groot mogelijke schaal gewenscht is. Wij deelen evenwel geheel het gevoelen der afdeeling, dat de schaal, waarop de kaart zal worden uitgegeven, eene zaak is, die eerst na het onderzoek te velde kan worden beslist, omdat eerst daarna kan blijken bij welke schaal het mogelijk is de verschillende gegevens op voldoende duidelijke wijze weêr te geven. Intusschen achten wij het van het hoogste belang, dat de schaal der kaarten, waarop de uitkomsten van het terrein-onderzoek zullen worden opgeteekend, zoo groot mogelijk zij; voor die kaarten, die de minuten zullen vormen van de later uit te geven geologische-, agronomische- en hoogte-kaarten, en die steeds ter inzage van een ieder zullen moeten liggen, zouden o. i. geen kleinere dan de bladen der topographische kaart op de schaal van 1 : 25,000 mogen worden gekozen.

Ten slotte zij het ons vergund, Uwe Excellentie te wijzen op de groote wenschelijkheid, om het geologisch onderzoek van Nederland, dat thans door de geologische Commissie uit de afdeeling Natuurkunde der Koninklijke Akademie van Wetenschappen wordt geleid, op vasteren grondslag te regelen.

Voor dit onderzoek ontvangt de genoemde afdeeling sedert 1890 eene Rijkssubsidie van ƒ 500,— 'sjaars.

Zij maakt hiervan gebruik om bij de uitvoering van groote openbare werken (ingravingen voor kanalen enz. bouwputten, boringen) onderzoekingen op geologisch gebied in te stellen, wat van zeer groot belang is, omdat natuurlijke doorsneden van het terrein in ons land bijna niet voorkomen.

De commissie heeft daartoe de medewerking verzocht en verkregen van de heeren Dr. H. van Capelle, Dr. J. Lorié en Dr. J. L. C. Schroeder van der Kolk, welke deze onderzoekingen geheel belangeloos verrichten, daar uit het krediet van ƒ 500,— slechts kan voorzien worden in reis- en verblijfkosten. Reeds zijn in de Mededeelingen van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, afdeeling Natuurkunde, een aantal belangrijke rapporten van de genoemde medewerkers opgenomen.

Het is intusschen duidelijk, dat deze regeling hoogst gebrekkig is en op veel te onzekeren grondslag rust. En daar het doen van genoemde onderzoekingen belangrijke bouwstoffen oplevert voor eene eventueele nieuwe geologische kaart en het, in verband daarmede, tevens noodig is volgens een vast schema te werken, zijn wij van gevoelen, dat het ern-