is dan ook de erkende noodzakelijkheid om iets beters tot stand te brengen , onveranderd blijven bestaan.

Reeds Staring zelf oordeelde, meer dan 30 jaren geleden, dat zijn arbeid niet volledig was en verbetering en aanvulling behoefde.

Zijne kaart geeft slechts eene voorstelling van de oppervlakte, en is niet voorzien van doorsneden. Daarbij ontbreken zelfs de door een aantal boringen te verkrijgen nauwkeurige opgaven omtrent den ondergrond en deze kunnen niet worden gemist. Immers eene geologische kaart mag zich niet bepalen tot eene aanwijzing van de samenstelling van de oppervlakte der terreinen uit een mineralogisch en chronologisch oogpunt, maar moet, wil zij niet een zeer groot deel harer waarde missen, een voorstelling geven van de geheele structuur van den bodem en de ondergrondsche strekking der verschillende lagen.

Bovendien moet zulk een kaart voorzien zijn van een groot aantal geologische en andere aanwijzingen met verklaring.

In geen geval mag daarbij eene uitvoerige toelichtende beschrijving ontbreken, waarin een zoo volledig mogelijk overzicht wordt gegeven van alles wat het terrein-onderzoek uit een geologisch, mineralogisch, hydrologisch, industrieel en landbouwkundig oogpunt heeft opgeleverd, vergezeld van graphische voorstellingen van boringen, enz.

Eene dergelijke beschrijving ontbreekt bij de thans bestaande kaart, waarvan de schaal bovendien te klein is om als grondslag voor eene verbeterde en aangevulde kaart te kunnen dienen.

De ondergeteekenden sluiten zich dan ook geheel aan bij het gevoelen van de afdeeling Natuurkunde der Koninklijke Akademie van Wetenschappen , dat aan de samenstelling van eene geheel nieuwe kaart verre de voorkeur dient gegeven te worden boven het maken van eene verbeterde uitgaaf van de bestaande kaart van Staring.

De genoemde afdeeling wenscht aan de nieuwe kaart en aan het daarvoor te verrichten terrein-onderzoek een geognostisch-agronomisch karakter te geven. Ook wij zijn doordrongen van het groote belang, dat de landbouw heeft bij eene goede agronomische kaart, die hem de meest mogelijke inlichtingen verschaft aangaande de samenstelling van den bodem uit een physisch- en chemisch oogpunt, de onderlinge ligging, helling en dikte der lagen, de grondwaterstanden enz. en die hem daardoor in staat stelt te weten wat hij op een gegeven terrein doen kan en doen moet. En daar een uitgewerkte geologische kaart op zoo groot mogelijke schaal, aangevuld met chemische analysen van den bovengrond, de beste agronomische kaart zou zijn, zijn wij, met de afdeeling, van oor-