„nog te doen valt op geologisch gebied, met inbegrip van de vervaardiging eener nieuwe geologische kaart," door Dr. J. Lor ié.
4e een afdruk van het „Rapport van den heer A. A. Beekman „omtrent de wenschelijkheid van de vervaardiging eener hoogtekaart van „Nederland."
5e een overdruk van de „Mededeelingen met betrekking tot de uitgave „van eene nieuwe geologische kaart en eene nieuwe hoogtekaart van „Nederland", gedaan in de vergadering van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs op 9 Februari 1892, door E. H. Stieltjes.
6e een afschrift van door ons verzamelde (hierbijgaande) opgaven betreffende geologische kaarten en geologisch onderzoek van staatswege in het buitenland, getiteld: „Eenige gegevens betreffende geologische kaar„ten in het buitenland en eenige mededeelingen in zake de beoogde uit„gaaf van eene agronomische kaart van België."
De Commissie is van gevoelen, dat het wenschelijk is zich met gelijkluidende adressen te wenden tot de beide genoemde Ministers, omdat het noodig zal zijn dat de Departementen van Binnenlandsche Zaken en van Waterstaat, Handel en Nijverheid omtrent deze zaak met elkander in overleg treden. Het was toch de Minister van Binnenlandsche Zaken , die in 1886 het advies vroeg der Afdeeling Natuurkunde van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen over de uitgaaf van eene nieuwe geologische kaart en die in 1890 en in volgende jaren de Koninklijke Besluiten uitlokte, waarbij aan genoemde afdeeling een subsidie van ƒ 500>— Per jaar voor geologisch onderzoek werd toegestaan.
Daarentegen zijn de belangen van landbouw, nijverheid en openbare werken, die in zoo hooge mate door de nieuwe kaarten zullen worden gebaat, toevertrouwd aan den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid.
De Commissie geeft U tevens in overweging:
1°. Een afschrift (of afdruk) van het adres, eveneens vergezeld van de hierboven genoemde bijlagen, te zenden aan den Minister van Oorlog, met een begeleidend schrijven, waarin om steun wordt verzocht;
2° afdrukken van het adres te zenden aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal, en aan de hieronder genoemde Vereenigingen en Genootschappen, aan deze laatsten met verzoek om hare adhaesie te willen betuigen: