BIJLAGE bij het jaarverslag van den Secretaris van het Kon. Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, over het jaar April 1893—April 1894.

Aan het Bestuur van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap te Amsterdam en aan den Raad van Bestuur van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs te 's-Gravenhage.

{Met 2 Bijlagen.)

De ondergeteekenden, uitmakende de Commissie uit het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap en het Koninklijk Instituut van Ingenieurs in zake het verkrijgen van eene nieuwe geologische kaart en van eene hoogtekaart van Nederland, in welke Commissie resp. door Uw Bestuur en Uwen Raad van Bestuur werden benoemd de heeren: Dr. C. M. Kan, Dr. J. Lorié, A. A. Beekman, en C. A. Eckstein en E. H. Stieltjes, hebben de eer U het volgende mede te deelen.

Bij de overweging welke stappen zouden moeten gedaan worden om tot de uitgaaf van eene nieuwe geologische kaart en van eene hoogtekaart van Nederland te geraken, is door de Commissie in de eerste plaats uitvoerig de vraag besproken of bij de Regeering moest worden aangedrongen op eene uitgaaf door het Rijk, dan wel of het mogelijk en wenschelijk was die uitgaaf met Rijkssubsidie door particuliere krachten tot stand te brengen. Hoewel deze laatste wijze van uitvoering niet onmogelijk werd geacht, zijn daaraan toch, naar de meening der Commissie , overwegende bezwaren verbonden:

ie wegens de groote kosten, waardoor zonder een zéér belangrijke jaarlijksche bijdrage van het Rijk, het maken der kaarten een veel te langen tijd zou vorderen;

2e omdat ook nd de voltooiing daarvan voortdurende onderzoekingen, verbeteringen en aanvullingen noodig blijven.

Het algemeen belang, dat op zoo veelzijdige wijze door de nieuwe kaarten zal worden gebaat, wettigt bovendien eene uitgaaf voor Rijksïekening, evenals zulks plaats heeft gehad met de topographische-, hydrographische-, waterstaats- en rivierkaarten. De Commissie geeft daarom