NIEUWE UITGAVEN.
Bbenner, J. von, Besuch bei den Kannibalen Sumatra's. Erste Durchquerung der unabhangigen Batak-lande. Leo. Woerl, Würzburg 1894.
T itgenoodigd tot het geven eener bespreking van bovengenoemd werk in dit tijdschrift, zou het voor de hand liggen dat wij ons in hoofdzaak tot het geographische gedeelte bepaalden, daarom wenschen wij al dadelijk te verklaren, dat dit niet in ons plan ligt, doch dat wij integendeel juist bij het ethnographische gedeelte eenige oogenblikken wenschen stil te staan. De reden hiervan is dat eerstgenoemd overzicht reeds vroeger, wijl het ook elders verscheen1), werd besproken en het bovendien uiterst moeilijk is, de daarin te vinden nieuwe aardrijkskundige gegevens te kontroleeren. Een geograaf zou dit werk wellicht met vrucht kunnen ter hand nemen, doch wensehelijk zal het zijn, dat alvorens daartoe wordt overgegaan, het verschijnen der topografische kaart worde afgewacht, die, zoo wij wel zijn ingelicht, binnenkort mag worden tegemoet gezien. Om deze redenen vangen wij dan ook met het derde hoofdstuk van den derden «Abschnitt" aan dat tot titel voert: ■Bevölkerung".
Terecht leidt de schrijver zijne mededeelingen in met de opmerking, dat de Bataks tot den westelijken tak van het Maleische ras behooren en dat men hun naam Bataks behoort te schrijven. Men houde echter in het oog dat deze naam slechts een collectiefnaam is, die bij ons burgerrecht verkreeg, doch die door de stammen, welke wij gewoon zijn onder het woord Bataks te verstaan, als scheldwoord wordt opgevat. Zij zelf noemen zich naar den stam of het dorp waartoe zij behooren. Vervolgens doet de schrijver opgave der cijfers verkregen door een aantal anthropologische metingen, aan eenige mannelijke zoowel als vrouwelijke individuën verricht, om daarop eenige beschouwingen te laten volgen omtrent de vermoedelijke oorzaak waaraan het verschil in huidskleur, dat tusschen de leden der verschillende stammen bestaat, moet worden toegeschreven. Een paar inlandsche verhalen, die dit feit zoeken te verklaren, worden hierbij ingelascht, maar eene afdoende reden vermag de schrijver niet te geven. Daarna gaat hij over tot de mutilatiën waaraan de Bataks enkele deelen van hun lichaam onderwerpen, als: het vijlen der tanden, de besnijdenis enz. om bieraanvolgend hunne psychische en physieke eigenschappen alsmede de kwalen, die ben nu en dan of wel als endemische ziekten teisteren, te behandelen. Door volledigheid munten die opgaven echter niet uit. Anders is dit met de beschrijving van de indeeling der Bataks in stammen, bepaaldelijk van die der Oostkust; jammer genoeg is het uitgangspunt eene onjuiste voorstelling der zaak. «Die Batak", aldus heet het, «zerfallen in fünf grosse Hauptstiimme: die Karo, Toba, Timor, Raja und Pakpak". Dit is ten eenenmale onjuist. Naar stammen ingedeeld is hun aantal veel grooter, doch het best doet men hen
1) Mitteilungen Geographische Gesellschaft in Wien, XXXIII, 5—6.