onze vaste bedienden) aangegroeide dragers, Roema Manoeal te half elf uur en kwamen tegen 3 uur langs den 4 uren langen, vrij gemakkelijken weg door het boseh naar Pangalen, de ligplaats van onze overdekte bidars. Hier werd bivoeak voor den nacht gemaakt, de dragers werden, voor zoover wij deze niet als roeiers voor onze bidars noodig hadden, betaald en ontslagen. Den volgenden morgen te 6 uur vertrokken wij naar Smitau. De rivier Kenepai was sterk gevallen en wij hadden soms een uur en langer werk, om een dwars in of over het water liggenden stam door te kappen of door te zagen, waarover wij in het opgaan heengevaren waren. Eerst tegen 12 uur hadden wij de grootste hindernissen achter den rug en voeren door de meren, met hun uitgebreide, eveneens onder water staande ladangs, naar de rivier Kapoeas. Te 5 uur 's avonds (4 dezer) kwamen wij hier aan. Had ik niet reeds vroeger een groot, ruim en luchtig station naar waarde leeren schatten, zeer zeker zou ik dit nu, in de eerste dagen na mijne terugkomst, gedaan hebben. De geheele kisten werden ontpakt, de vochtige, duffe collecties in de lucht te drogen gelegd, kleeren etc. in de zon gehangen. Ook vond ik een (linken voorraad van provisie, door Resident Tromp in mijne afwezigheid hierheen gezonden, die weer goed maakte wat wij in de laatste dagen te kort gekomen waren.
Vervolg d. 14 Februari.
Ik had met het eindigen van bovenstaande regelen gewacht tot na de schifting en verpakking der tot nu toe bijeengebrachte verzamelingen, om U meteen ook in dit opzicht een en ander te kunnen mededeelen. Bovendien verwachtte ik de kom6t van Resident Tromp op zijne doorreis naar Poetoes Sibau, die op begin van Februari aangezegd was, en bij welke gelegenheid het plan van een nieuwen onderzoekingstocht zou kunnen besproken worden. De tocht naar de Kenepai heeft mij nl. in één opzicht niet bevredigd: hij heeft mij niet de montane diervormen geleverd, die in de laatste jaren in het bergachtige gedeelte van Sarawak ontdekt zijn geworden en die ik gedeeltelijk op dezen geïsoleerden bergtop dacht weer te vinden. Voor deze genoemde vormen is eene hoogte van iets over de 1000 m. klaarblijkelijk onvoldoende en ik zag dus bij mijne plannen voor de volgende excursie naar belangrijk hoogere bergen uit, die een reis verder naar het binnenland noodig maken. De Resident kwam den 8sten dezer met de »Karimata", en, met behulp van eenige onlangs klaar gekomen bladen der nieuwe topographische kaart, werd, na raadpleging van Controleur Van Velthuyzen, eene groep van bergen in het oog genomen, die in het bovengebied der Mandai-rivier, een zuidelijke zijtak der Kapoeas-rivier, liggen en van welke de Lijang Koeloeng (1832 m.) de hoogste is. Resident Tromp, die dit plan te berde bracht, vond het vooral geschikt, omdat de geheele uitrusting, welke voor een tocht van dtz 2 maanden noodig is, per stoomboot de Mandai-rivier kan opgebracht worden tot Nanga Kalis, wat eene belangrijke tijdbesparing oplevert. Van Nanga Kalis moet dan de waterweg met sampans voortgezet worden tot Nanga Raoen, voorbij den 1112 m. hoogen berg Tiloeng, die eveneens tot de groep van de Lijang Koeloeng behoort. Te Nanga Raoen zal een pondok gebouwd worden, bestemd om als Centraalstation voor de Expeditie te dienen gedurende den tijd dat de verschillende deelnemers, ieder naar zijn goedvinden , het gebergte in de omstreken exploreeren. Dit station zoude de vaste verblijfplaats worden voor Dr. Nieuwenhuis, wien men eventueele zieken zou kunnen toe-