naar de Westkust van Zuid-Amerika, die tegenwoordig 35 tot 45 dagen duurt, daardoor de helft korter is geworden.
De afstand van Buenos Aires naar Valparaiso, langs den spoorweg, bedraagt 1367 km. (d. i. meer dan driemaal zoo veel als de grootste afstand dwars door ons land) , waarvan 1218 km. op Argentijnsch en 149 km. op Chileensch gebied liggen. De spoorweg van Buenos Aires tot Mendoza was reeds sinds geruimen tijd voltooid; bij laatstgenoemde plaats, die op eene hoogte van 724 m. boven den zeespiegel ligt, begint het gedeelte van den weg dat over het gebergte loopt, ter lengte van 240 km., naar de Chileensche stad Santa Rosa (824 m. hoog), terwijl het hoogste punt tusschen die plaatsen op 3800 m. ligt. Het gebergte wordt gepasseerd door acht tunnels, die bijna onafgebroken op elkander volgen en eene gezamenlijke lengte hebben van 15,375 m ; de grootste daarvan, »La Cumbre" genaamd, naar den pas, is 5065 m. lang. Op sommige plaatsen heeft men tandrad-spoor (72 km.); er zijn zes groote bruggen van 40 tot 120 m. lengte.
Tot de groote moeielijkheden, welke men had te overwinnen, behoorde de aanvoer van het materieel en de levensmiddelen der 3000 personen, welke aan het werk deelnamen, en die geschiedde door eenige duizenden muilezels.
De spoorweg gaat verscheidene malen over de Mendoza rivier en voorbij plaatsen met warme bronnen (Cachenta) en zilver- en loodmijnen (Uspallata, Tontal, Iglesia en Castaiio); de duur der reis is 75 uren, nl. van Buenos Aires naar Mendoza 36, van daar tot Pnenta del Inca 8, verder tot Juncal (Chili) 10, tot Las Loras 12, tot Los Andes 4 en tot Santiago en Valparaiso 5 nren. De wagons zijn zoo goed ingericht dat een Europeaan zich daar geen denkbeeld van kan maken!
Tocht naar de boven Kapoeas op het eiland Borneo.
Schrijven van den heer J. Büttikofer uitSmitau, dd. 5 Februari 1894, aan de Maatschappij ter bevordering van het natuurkundig onderzoek der Nederlandsche Koloniën.
(Zie de vorige aflevering, p. 289).
Na een verblijf van ± 6 weken aan .de G. Kenepai, gisteren naar Smitau teruggekeerd, haast ik mij, U in korte trekken een en ander uit dit voor mij nogal interessante verblijf te vertellen. Eenige dagen na afzending van mijn eerste bericht verliet ik Roema Manoeal en trok naar het station in het bergwoud, ongeveer op halve hoogte van den top, waar ik de door Dr. Hallier 8 Januari verlaten pondok als slaapplaats en keuken voor mijne jagers en bedienden gebruikte, terwijl ik voor mijzelf mijne medegebrachte tent opsloeg en tot woning en provisiekamer inrichtte. Deze tent houdt zich uitstekend. Zij is, daar zij opgevouwen slechts een pak vormt van 80 cm. lang, 30 breed en 15 dik en 16 kilo weigt, gemakkelijk overal heen te transporteeren en vormt een volkomen waterdicht dak, hetwelk een grondvlakte van 9 □ meter bedekt.
Onmiddellijk voor mijn vertrek uit het Dajakhuis kwam Moret aan, een Europeesch fuselier bij het Indische leger, die op verzoek van Resident Tromp van den Leger-