dit groote hoeveelheden slib en zand afgezet, waardoor de mondingen der bijrivieren worden verstopt en er aldus bekkens ontstaan, die aan alle kanten zijn afgesloten. De bovenste waterlaag stroomt dus weg, maar de onderste blijft den geheel en zomer aanwezig, verdampt langzamerhand en zoo vormt zich op den bodem eene dikke laag modder en zand. Aldus zijn in den loop der tijden langs de rivieren de langwerpige moerassen ontstaan, mede tengevolge van de omstandigheid dat de kleine riviertjes, ten behoeve der watermolens, door stuwen worden opgezet.
Men is nu begonnen met den aanleg van talrijke kanalen, die het stilstaande water moeten afvoeren en eene betere verdeeling van het water in het geheele gebied ten gevolge moeten hebben; in 1874 begon men de daartoe noodige werken aan te leggen in het laagste, nl. het oostelijk gedeelte van Polessié, en in 1892 was er reeds een stelsel van hoofd- en zijkanalen gereed van 3500 km. lengte.
Ten slotte deelen wij, met voorbijgang van verschillende andere door «filiiisky vermelde bijzonderheden aangaande de uitgevoerde werken, nog mede welke resultaten tot dusverre reeds verkregen zijn.
300,000 hectaren geheel ontoegankelijke moerasgronden zijn veranderd in weiland en hebben eene waarde verkregen van 15 millioen roebels.
450,000 hectaren moerassige gronden met bosch en struikgewas, die wegrotten, en waar men, door gebrek aan wegen en verbindingen te water, niets aan had, zijn veel verbeterd en hebben, door de kanalen, welke er door loopen, eene waarde van 9 millioen roebels.
470,000 hectaren uitmuntende boschgronden, hoofdzakelijk aan de Kroon toebehoorende, waar geen hout-afvoer was omdat zij zoo ver van de verkeerswegen af lagen, liggen thans op hoogstens 7 km. van de kanalen, die voor vlotten geschikt zijn en hebben, naar matige schatting, eene waarde van 23 millioen roebels.
90,000 hectaren bouwland en boomgaarden, die leden onder de groote vochtigheid van den grond, of te midden der moerassen lagen, worden nu bebouwd en kunnen geschat worden op 5 millioen roebels 1).
1,040,000 hectaren zijn tegenwoordig in een gunstiger toestand voor ontginning en vertegenwoordigen eene waarde van 5,200,000 roebels.
De totale waarde der 2,350,000 hectaren in het gekanaliseerde gebied kan geschat worden op 57 k 60 millioen roebels; indien men als maximum waarde, vóór den aanleg der afvoerkanalen, 4 roebels per hectare neemt, was dat bedrag toenmaals 9,5 millioen roebels. De winst is dus zeer groot, veel grooter dan de gemaakte kosten, die voor het geheele gebied waar de invloed van den kanaal-aanleg zich doet gevoelen, gesteld worden op 1,5 roebel per hectare. Daarbij komen dan nog de uitgaven voor den aanleg van wegen, het bouwen van bruggen, de waterpassingen en het boren der putten.
I) De hectare zou dan gemiddeld circa ƒ66,— waard zijn (de roebel k ƒ1,20 gerekend); in Nederland brengt eene hectare goed bouwland of boomgaard wel ƒ1000,— en meer op (er zijn, een twintigtal jaren geleden, gronden geweest die het, onder gunstige omstandigheden, wel tot ƒ 3000,— per hectare brachten). Ook al neemt men alle verschillen in aanmerking dan schijnt Jilinsky's schatting toch niet overdreven.