Adyge-groep aan de Zwarte Zee en in het Koeban-gebied, nl de Natoechaïtsen, Sjapsoegen, Kabardintsen en Abazechen.

De schrijver treedt vervolgens in eene uitvoerige uiteenzetting betreffende de eigenaardigheden der Abchaziers, hunne afstamming en verwantschap , hun voorkomen, bezigheden, huiselijk leven, godsdienst en karaktertrekken, waarin wij hem evenwel niet verder kunnen volgen, wegens de plaatsruimte en omdat die onderwerpen meer van zuiver ethnologischen aard zijn.

Zijne bijdrage is zoo belangrijk omdat het door hem bezochte en beschreven gebied, ook in Rusland, nog zoo weinig bekend was en het hem is gebleken dat de voorstellingen, die men zich ervan had gevormd, voor een deel onjuist waren. Het Kaukasus-gebied is zoo uitgestrekt en vormt zoozeer eene wereld op zichzelve , dat men in Rusland spreekt van de wetenschap der Kaukasiologie, zooals wij spreken van de Indologie. Ook daar is, evenals in onze Indische bezittingen, in de laatste jaren zeer veel voor het wetenschappelijk onderzoek verricht, maar er blijft eveneens nog veel te doen over.

In noordelijk Azie valt de aandacht vooreerst op de expeditie van J. D. Tsjerski (zie vorig overzicht, 1892, p. 984), welke onverwacht is geëindigd door het overlijden van het hoofd der expeditie op 25 Juni (7 JUÜ) °P den tocht langs de Kolyma. Het onderzoek van het gebied aan de beneden Jana zou worden voortgezet door den bekenden geoloog E. Toll, die vroeger de Nieuw Siberische eilanden heeft opgenomen en ook thans weder daarheen geweest is. Omtrent de resultaten zijner hoogst belangrijke reis deelt hij voorloopig het volgende mede ').

In April 1893 kwam men op de plaats waar overblijfselen van een mammoeth zouden zijn, op 73° N. B. aan de Sanga-Urich-rivier, maar het bleek dat die niets te bedaiden hadden en Toll ging dus, met luitenant Sjileiko. op hondensleden naar de Ljaehof-eilanden , en verder tot 75° 57' aan de westkust van Kotelnyeiland. Den 27»ten Mei, (o. s.) waren zij weder bij Swatoi-nos op het vasteland. Zij hebben op dien tocht eene reeks nieuwe geologische opnemingen gedaan ten einde de vraag betreffende het ontstaan van .steenijs" ») voorgoed op te lossen , geologische verzamelingen aangelegd en een aantal astronomische en magnetische waarnemingen verricht. Op Kotelny zijn twee proviand-depots voor Nansen aangelegd, terwijl een derde depot door Sannikof op het kleine Ljachof eiland werd geplaatst. Van Swatoj-nos trok men door de toendra op rendieren naar Boeloen aan de Lena, voer deze af en vervolgens langs de kust naar den mond der Olenekrivier, daarna weder op rendieren naar de Anabar, welke rivier over een afstand

1) PM. 1894, p. 46.

2) Vgl. ons tijdschrift 1892, p. 87.