geheele gebied van af de kust tot aanzienlijke hoogten, nl. tot 7000 voet boven den zeespiegel, waar het plaats maakt voor goede bergweiden, welke bedekt zijn met welig, sappig gras en schitteren in millioenen prachtige kleuren. Het woud bevat talrijke kostbare houtsoorten, terwijl het bouwland vruchtbaar is; ook wordt er wijn verbouwd. In de wouden wemelt het van wolven, vossen, jakhalzen, otters, marders, wilde zwijnen, beren enz., alsmede van reeën, fazanten, wilde kalkoenen en, hier en daar (in de woeste en ontoegankelijke bergkloven van de Bzyb en hare bronrivieren), van herten. Op de bergweiden en de rotsgevaarten der hoogste bergtoppen zwerven groote kudden gemzen en bergschapen. Miriaden wilde bijen nestelen in de wouden en de gebergten; zij leveren een buitengewoon zoeten en aromatischen honing, waardoor Abchazië van oudsher beroemd is geweest en die hier en daar, met den wijn, het belangrijkste voortbrengsel des lands vormt. Het land vormt administratief het district Soechoem (Soechoemskij Okroeg), bestaande uit de volgende gedeelten: Goedaoetsk, Goemistinsk, Kodorsk en Samoerzakansk. Het eerste ligt het noordelijkst en bevat het gebied der Bzyb, met 15,000 bewoners. Goemistinsk vormt het middelste gedeelte van Abchazië, met de stad Soechoemkale. Hier wonen bijna geen Abchaziërs, maar Mingreliërs, Grieken uit Trapezus, Armeniërs, Duitschers, Russen enz., te zamen 5,818 zielen. — Kodor.sk of Absjoea, telt 15,820 zuiver Abchazische bewoners, Samoerzakansk, het grootste der vier gebieden, 30,000 zielen, de Samoerzakantsen, welke eene uit Abchaziërs en Mingrehërs vermengde bevolking vormen.
Tegenwoordig woont de bevolking van Abchazië uitsluitend in het kustgebied, maar 30 jaren geleden waren er overal nederzettingen in het gebergte, waarvan verreweg het belangrijkst waren die der Ischoeftsen, in het dal der Bzyb, en der Tsebeldintsen en Doltsen in het dal van de Kodor. Na de definitieve onderwerping van den Kaukasus, omstreeks 1864, is de bevolking dier dalen in haar geheel uitgeweken naar Turkije en de plaatsen waar hunne aöel's (dorpen) vroeger lagen zijn tegenwoordig geheel verlaten (behalve Tsebeldy, dat thans weer bevolkt wordt door menschen die van elders komen, voornamelijk Grieken en Armeniërs).
De Abchaziërs vormen een geheel op zich zelf staanden volksstam en worden van oudsher aldus genoemd door de Groeziërs, terwijl zij bij de Tsjerkessen Abadzen of Azegen heeten. Zij zeiven noemen zich Apsoeën en hun land Apsnè; zij hebben, zoowel in taal als in godsdienst, zeer weinig gemeen met hunne vroegere naburen, de Tsjerkessen der