genoteerd] deelde mij mede, dat op 15 April te Mechelen en te Gent de seringen volop in bloei stonden. Noordelijk België viel dus in 1893 voor de pbase „het openstaan van de eerste helft der bloesems" in de zone „eerste helft van April," welke zone , volgens de kaart van Ihne, gemiddeld alleen ongeveer Zuid-Europa omvat. Volgens Ihne bloeit de sering in Botzen, Genève en Parijs gemiddeld successievelijk op 21, 21 en 28 April, datums, die voor 1893 werden genoteerd voor zoo veel noordelijker gelegen plaatsen als Wageningen, Scheveningen en Haarlem.

Mogen jaren als 1893 — het jaar 1894 is in phyto-phaenologisch opzicht tot dusver in nog meerdere mate abnormaal, — lastig zijn voor hem, die gaarne alle gegevens zoo spoedig mogelijk wil verwerken tot een systematisch geheel, om al dadelijk tot eene cartographische voorstelling te komen, eene voorstelling die weinig innerlijke waarde voor de kennis van de algemeen heerschende toestanden en invloeden heeft, — ze manen ons aan tot voorzichtigheid. Mochten de gegevens over het vorige jaar en het tegenwoordige misschien ook al blijken, om de sterke afwijking, van geene of althans van slechts beperkte waarde te zijn voor de berekening van gemiddelde datums, ze geven toch weer in ander opzicht bruikbare en nuttige resultaten. Wanneer ik het geluk mocht hebben op een voldoend volhardingsvermogen van mijne medewerkers in de verschillende deelen des lands te kunnen rekenen, dan hoop ik mettertijd te komen tot de cartographische voorstelling van de voornaamste pliytophaenologische phasen van Nederland. In afwachting daarvan hoop ik af en toe enkele resultaten te publiceeren, terwijl ik zal trachten in een tijdschrift of een jaarboek jaarlijks een plaatsje te vinden voor de vermelding van de resultaten der waarnemingen met de namen der waarnemers en die hunner woonplaatsen.