gen bruidroof betrekking hebben. Enkele daarvan laat ik hier volgen:

1. Waarheen gij zult gaan, broeder,

Daarheen zal onze zuster met u gaan.

Waar gij uw degen zult ophangen,

Daar zal ik mijn krans ophangen ').

De beide laatste regels worden natuurlijk der bruid in den mond gelegd.

2. Mijn krans, mijn kransje,

Blijf op mijn hoofd.

Binnenkort zult gij niet meer op mijn hoofd staan,

Zult gij staan op de punt van den degen 2).

3. Spring, zuster, over de tafel,

Spring over den scherpen sabel,

Daar u geen ploeger ten deel is gevallen Naar uw hart3).

Eynhorn beschreef deze plechtigheid aldus 4): „Wenn sie (nl. de bruid) nu eingeftlhret, wird sie neben dem Brautigamb in das Gemach geleitet, da die Hochzeit gehalten wird, als denn werden zwei blosse Schwerter ihnen fürgetragen von welchen das eine tlber den Brautigamb, das ander über die Braut tlber den Tisch gesteckt wird, welches Schwert nu, indem es mit Gewalt hinein gesteckt wird, langer zittert oder bebet, derselbe wird unter ihnen im Ehestand am langsten leben." Door deze plaats wordt het ons duidelijk, waarom men in het zooeven aangehaalde liedje de tafel in een adem met den scherpen sabel noemt.

Er bestaan verschillende bruiloftsliederen, waarin de ontvoering zelve wordt verhaald: een paar daarvan vinden wij bij Wolter5), namelijk een uit Kazisji en een ander uit de nabijheid van Nowo Troki. Van het eerste deelt Wolter ook een variant uit Kokenhusen mede. Een ander lied van dergelijken inhoud heb ik ook bij Juszkewicz6) aangetroffen, in zijne groote verzameling van daina's, door hem in het Samogitische dorp Welona opgeteekend. In vertaling luidt dit lied aldus:

1) Wolter, t. a. p. 164. Uit Kabillen in Koerland.

2) Wolter, t. a. p. 164. Uit Mariënhausen, gouv. Witebsk.

3) Wolter, t. a. p. 165. Uit Zvirzden, gouv. Witebsk.

4) Wolter, t. a. p. 163.

5) T. a. p. 158 v. v.

6) Lietuviszkos dajnos, III, Kazan 1880, 151 v.