De strandvegetatie is prachtig en' rijk en vormt hier, evenals verder zuidelijk, een dichten zoom van bosschen, afgewisseld door hoog, zwaar gras. We zetten dien dag nog een vijftal uren den marsch voort. Steeds het strand volgende, passeeren we tegen de schemering hooge indrukwekkende rotsgevaarten, die uit rhyolith') bestaan. Volgens mijn gids was dit Tandjong Mas; evenwel is dit niet mogelijk, tenzij de kaap die met dien naam op de kaarten vermeld staat, T. Mas niet is. Hoewel ik eer aan een vergissing of een opzettelijk verkeerd inlichten van mijn zegsman geloof dan aan een kartographische fout, zou dit laatste toch niet onmogelijk zijn, aangezien er ook omtrent de benaming der rivieren dezer kuststreek onjuistheden en verwarringen bestaan, zooals dadelijk zal blijken. Op de aan het strand liggende grijsachtige rotsblokken komen talrijke Cirripedia voor. Onder afwisselende regenbuien betrokken we in het duister tusschen de casuarinen het bivak, aan den rechteroever der Tainrivier. Deze breede, snelvlietende stroom staat op nagenoeg alle kaarten als Noimina-rivier aangeduid , een dwaling waarop reeds Gramberg2) zeer terecht opmerkzaam maakte, maar die desniettemin met een hardnekkigheid een betere zaak waardig tot op de nieuwste kaarten werd voortgezet3). De eigenlijke Noimina der Westkust, niet te verwarren met de rivier van dien naam aan de Zuidkust, is een klein onbeduidend riviertje, ongeveer 12' zuidelijker dan de zoogenaamde Noimina, die Tain moet heeten. De oever dezer rivier, die hier en daar vrij hoog is, bestaat ± 1/i paal van de monding uit een vrij verweerd licht grijs gesteente, hoogstwaarschijnlijk glimmerandesiet. De bedding voert vele rolsteenen mede, zoowel van eruptieven oorsprong als crinoïdenkalk.
Des anderen daags, den 23sten) te 7.30 opgebroken, volgden we een
1) Nos. 53—54 der verzameling.
2) O. c., p. 173 en schetskaart behoorend bij zijn reisverslag.
3) Ook op die in de Atlassen van Stemfoort en ten Siethoff en Dornseiffen (4e druk) en Blad II van Eilanden en Vaarwaters beoosten Java, gecompileerd op het Hydrcgraphisch Bureau te Batavia en uitgegeven in 1893. S. Muller heeft hoogstwaarschijnlijk het eerst aanleiding gegeven tot deze dwaling, door op zijn kaart (PI. 45 van den Atlas, behoorende bij het deel Land- en Volkenk. der Verhandel, over de Nat. Gesch. der Ned. Overz. Bezittingen, Leiden 1839—44) den naam Noi-Mina aan de grootste rivier der Westkust van Timor te geven. Van Derfelden van Hinderstein heeft blijkbaar Müller's kaart niet gekend, en schijnt bovendien slechte gegevens omtrent deze kuststreek te hebben gehad; althans op zijn kaart, Blad 7 der Algem. Kaart v. Ned. O.-Indië, 1842, komt geen enkele groote rivier voor.