regelmatig, breed en sterk, vooral de uiiddenste incisiva; maar steeds ontsierd door het sirih kauwen. De lippen zijn dik en de mond is groot. De gemiddelde gestalte bedroeg im.6r4, met een schommeling van i m. 655 tot 1 m. 565. De huidskleur is lichter dan die der Timoreezen, en komt meer overeen met die der Atoeli-Helong; de nos. 29 en 30 van Broca's kleurschaal zijn het meest gewoon.
Huidziekten komen veel voor, o. a. ichthyosis, pityriasis versicolor en framboesia. Een paar malen nam ik kropgezwellen waar.
Geen enkele vrouw was te bewegen zich te laten meten. Met kinderen was ik gelukkiger, doch ik wil van de uitkomst van mijn onderzoek eerst gewag maken wanneer ik tot mijn bezoek aan de missieschool te Atapoepoe genaderd ben.
De houding der Beloneezen tegenover ons was nu eens onbeschaamd en aanmatigend, dan weêr stroef en terughoudend. De algemeene indruk dien zij mij gaven, was ongunstig en onaangenaam. Er waren onder de mannen echte galgentronies, physionomiën, die den onmiskenbaren stempel van den geboren boosdoener droegen, en mij menigen ouden kennis onder de Apache-Indianen en de Arabieren in westelijk Oran voor den geest brachten. Met hun lansen (diman) met zware ijzeren punten (pl. 11, fig. 1—4), hun geweren en lange zwaarden hadden deze mannen iets, dat in hen een lang niet te verachten vijand deed vermoeden.
De nachten te Lahoeroes waren zeer helder en koel, waardoor de slaap, zoo dikwijls gestoord in de heete kuststreken, buitengewoon verkwikkend was.
Den nden bezocht ik, weder met dezelfde metgezellen, de kampong Fatoe Loké, de tijdelijke woonplaats van Serang, den fetor van Fialaran. Deze is een oud man, de katholieke missie niet ongenegen, en schrander van uiterlijk. Zijn houding tegenover mij had echter iets stroefs, niettegenstaande de geschenken die ik voor hem medebracht. Over het doel mijner komst ingelicht, toonde de fetor zich daarmede weinig ingenomen, en bevorderde in geenen deele mijn verkeer met de dorpsbewoners ter verkrijging van ethnographische voorwerpen. Niet dan met de grootste moeite was er iemand te vinden om mij een kip te verkoopen.
Fatoe Loké ligt hoog op een bergrug van koraalkalk, waaruit ook de ringmuur, die de kampong omgeeft, bestaat. Vooral naar het westen heeft men een uitgestrekt gezicht over de landschappen Fialaran, Lidak en Harneno, met golvend heuvelland en spitse bergtoppen. De kampong bestaat uit een twintigtal woningen zooals de reeds bij Wekoti beschrevene, benevens een aantal tijdelijke woningen, veel lichter en kleiner, van bamboe en alang-alang.