de reizen door het zoo beroemde land der Faraos hadden aan freule Tinne's geest een richting gegeven voor het leven. Het Arabische leven, dat, zooals zij zeide, «het schilderachtige met het bekoorlijke, de vrijheid met het nieuwe verbindt," beviel haar buitengemeen; te Kaïro kleedde zij zich ook op Egyptische wijs, en deze dracht verhoogde nog het bevallige harer gestalte, het edele en bekoorlijke harer gelaatstrekken; — de verheven schoone natuur van Afrika, dat juist in dezen tijd het doel van zooveel ontdekkingsreizigers werd, trok haar machtig aan, en deed haar, als het ware met een zeker heimwee, verlangen om daar haar leven te doortebrengen.
Ook de moeder deelde meer of minder sterk in dit verlangen, en in 1861 ondernamen zij een nieuwe reis, thans ook vergezeld door de uitstekende zuster van mevrouw Tinne, freule Adriana van Capellen, vroeger hofdame bij H. M. de koningin Anna Paulowna. Met deze en de volgende reis, die alles behalve, zooals de vroegere uitstapjes, het karakter van pleizierreizen hadden, zijn wij zeer nauwkeurig bekend, vooral door de mededeelingen, welke de stiefbroeder van freule Tinne, de Heer J. A. Tinne, daaromtrent, gedaan heeft in zijn Geographical notes of expeditions in Central-Africa, by three dutch ladies, verder door het treffende verhaal, dat de heer Kotschy uit Weenen als inleiding geplaatst heeft voor het prachtige werk Plantae Tinneanea, en niet het minst ook, wat de tweede aangaat, door de aanteekeningen van den Duitschen geleerde von Heuglin, over wien straks nader.
In de maand Juli van het genoemde jaar verlieten de drie dames den Haag, en kwamen in Augustus te Alexandrië aan. Zij brachten den winter weder in de nabijheid van Kaïro door, en maakten alles in gereedheid voor haar aanstaande expeditie. Den Nijl, deze van ouds zoo bekende en toch nog zoo raadselachtige rivier, zoo ver mogelijk op te varen, en de aan zijn oevers gelegen landstreken met haar bevolkingen te leeren kennen, was het doel, dat men beoogde. Aanvankelijk had men, door bewerking van den Duitschen zendeling Ludwig Krapf, (met wien men te Kaïro kennis had gemaakt) het plan gehad om Abessynie te bezoeken, welk land door zijn woest romantische natuur en gezond klimaat wel tot een tocht uitlokte; gelukkig echter dat dit plan in duigen viel, want juist in dezen tijd begon Koning Theodorus II wantrouwend te worden tegenover Europeanen.
Doch ook de reis langs den Witten Nijl was van vele gevaren vergezeld: het leven van zoo menigen ontdekker, zendeling of ivoorhandelaar was reeds het offer geweest van het koortsachtige, moordende klimaat, en bovendien zagen de negers uit de Nijloeverlanden in eiken blanke een slavenjager, die gekomen was om hen te kwellen, en dien zij dus met vijandschap beschouwden. Onze kloeke reizigsters kenden het gevaar, doch zagen het moedig onder de oogen.
Den 9 Januari 1862 bestegen zij drie nijlbooten, met een talrijke goed gewapende bemanning en ruimschoots van alles
voorzien. Zoo voerden zij b. v. alleen voor 800 Pond St. aan kopergeld mede, waaraan in Soedan groot gebrek bestaat. — Door den noordenwind begunstigd voeren zij Nijlopwaarts, voorbij Philé, langs de heerlijke bouwwerken der oude Egyptenaren, door de eerste watervallen naar Korosko. Tusschen deze plaats en Aboe Hammed maakt de rivier een groote bocht en is de vaart moeielijk. De afstand tusschen beide plaatsen is ongeveer 80 uur, (1) maar de kronkelingen van den Nijl volgende, heeft men meer dan het dubbele er voor noodig. De weg door de vreeselijke woestijn met haar vulkanische bergkegels en gele zandvlakten, in welke uitgebleekte kameelbeenderen den weg aanwijzen en slechts kraaien de vertegenwoordigers van organisch leven zijn, is zeer gevaarlijk; vele menschen kwamen er reeds in om, en zelfs heeft de Khedif reeds eens dien weg doen verbieden. Toch wordt hij altijd meer en meer gebruikt, en ook onze dames verkozen hem te volgen, hetgeen met goeden uitslag plaats had. Na 15 dagen kwam men in het prachtig gelegen Aboe Hammed aan, en begaf men zich van daar langs den oostelijken oever van den Nijl naar Berber, een liefelijke plaats, dat zij beschrijven als een soort van Afrikaansch paradijs, hoewel er bij haar verblijf een hitte heerschte van niet minder dan 120° Fahr. Op dezen tocht kwamen zij door verscheidene dorpen, waar zij overal door de bewoners met de meeste gastvrijheid werden ontvangen.
Na een korten tijd te Berber gebleven te zijn, huurden zij drie booten om daarmede den Nijl tot Khartoem optevaren. Zij passeerden eenige uren boven Berber de monding van de Atbara of Zwarte rivier, (2) welke in Abessynie ontspringt en het zwarte slib medevoert, dat de vlakten van Neder-Egypte vruchtbaar maakt. Spoedig kwamen zij te Khartoem, de hoofdstad van Egyptisch Soedan, aan de vereeniging van den Bahr el Azrek met den Bahr el Abiad: het is een vuile armoedige plaats, in een moerassige streek gelegen.
Te Khartoem werd van den broeder des Ivhedifs, prins Halim, een stoomboot gehuurd, met welke zij den Witten Nijl opvoeren, ten einde een behoorlijk verblijf te zoeken gedurende het regensaisoen.
Verrukkelijk was hier de vaart: met gemak kon men van de stoomboot de beide oevers van den stroom onderscheiden, die met gomboomen, tamarinden en verschillende heesters als bedekt waren, waar talrijke apen in de takken speelden en de prachtigste vogels in menigte rondvlogen, waar nijlpaarden en, krokodillen zich in de rivier vermaakten en de schoonste bloemen op de effen watervlakte prijkten. Maar deze bekoorlijke streek had ook haar keerzijde, want hier reeds had freule Tinne ge-
(1) Ik moet hier denken aan een Tergissing van den Heer J. A. Tinne, die in zijn Geographical Koles den afstand tusschen Korosko en Aboe Hammed op 500 geografische mijlen begroot.
(2) De Astaboras der ouden.