I

4 1 T>„* ii„ T? : nr: J J 1

AlCAüUUi 1X1C ± CL.IUIlCllcl X'IilllUlSUil L lil IK" VVCIU IC SAlclgC UCI1

"17 October 1835 geboren. Haar vader was Philip Frederik Tinne, (1) een Nederlander van geboorte, die zijn loopbaan begon als klerk van den Raadpensionaris Van de Spiegel; later vervulde hij een betrekking bij het bureau van Buitenlandsche Zaken, en werd weldra toegevoegd aan het gezantschap te Londen. Na den ommekeer van zaken hier te lande, begaf hij zieh naar Demerari, en nam daar eeij tijd lang, ook onder het Engelsch Bestuur, de betrekking waar van Secretaris.

In 1813, na den dood van zijn eerste vrouw, vestigde hij zich (met zijn twee zonen) als koopman te Liverpool. Eerst verscheidene jaren later bezocht hij zijn vaderland weder, en trad daar in het huwelijk met Henriette Maria Louise, de oudste dochter van den viee-admiraal baron Theodoor Frederik van Capellen, denzelfden die in 1816 den Engelschen admiraal lord Exmouth de roofzuchtige Algerijnen hielp tuchtigen.

Op nog jeugdigen leeftijd vergezelde Alexine (zooals haar naam gewoonlijk verkort werd) van 1842—1844 haar vader op diens uitstapjes door Frankrijk, Italië en Zwitserland, en kreeg toen ongetwijfeld reeds dien lust in het reizen, die haar tot haar dood is bijgebleven. In de jaren 1847 en 1848 nam Mevr. Tinne, die intusschen weduwe geworden was, haar dochter mede op een reis in de Pyreneën en vestigde zich te Pau, waar deze laatste onderwijs ontving in het Spaansch; en het zoo goed leerde dat zij eenigen tijd later op een uitstapje naar Madrid haar moeder tot vertolkster kon verstrekken. Met even veel gemak bekwaamde zij zich in later tijd in het Arabisch.

Van 1849 tot 1854 hielden de beide dames haar verblijf te 's Hage, waar onze geëerbiedigde koningin, welke het talent zoo goed weet op te merken en te begunstigen, de freule leerde kennen en beminnen, en zeker niet weinig tot haar vorming heeft bijgedragen. Den toegang, die haar aan de vorstelijke hoven van •Europa verleend werd, had zij aan haar hooge beschermster te danken.

Deze jaren kan men beschouwen als de eigenlijke voorbereiding tot haar latere loopbaan; met standvastigen ijver

(1) l it een genealogische tafel, overgezonden door den Heer J. A. Tinne te Liverpool, blijkt, dat zijn voorzaten, vooral in de latere tijden der Republiek, onderscheidene burgerlijke of militaire betrekkingen in dienst Tan H. H. M. hebben bekleed, en tot een der meest deftige familiën hebben behoord. Een halve broeder van den Heer P. F. Tinne, Willem Frederik, wordt opgegeven als Secretaris van den Heer Gogel onder de regeering van Koning Lodevvijk iNapoleon; eeu neef, Hermanus Tinne, heeft als Majoor en Adjudant van Prins Willem George Frederik de veldtochten van 1793 en 1794 medegemaakt, terwijl enkele leden der familie in Demerari en andere Overzeesche bezittingen in verschillende ambten zijn geplaatst geweest.

legde zij zich toe op de studie, waartoe de nabijheid der koninklijke bibliotheek haar de beste gelegenheid gaf. "Dikwijls" zoo schrijft haar ooin, de Heer Hora Siccama, aan haar Fransche levensbeschrijvers, de Heeren Zurcher en Margolle, «dikwijls vond ik haar liggende op den vloer van haar studeerkamer te midden van folianten, die zij zeide in deze «houding gemakkelijker te kunnen naslaan."

In het jaar 1854 deden moeder en dochter een reis naar Kopenhagen, en verder naar Zweden en Noorwegen, en kwamen zelfs, in het gezelschap van den bekenden Noorweegschen schilder Saai, aan de Noordkaap. Het volgende jaar bezochten zij het zuiden van üuitschland met het voornemen een gedeelte van den winter te Weenen door te brengen. Maar vernemende, dat daar de cholera heerschte, veranderden zij van plan en begaven zich naar Verona, Milaan, Venetië en Triest. Toen zij deze laatste stad wilden verlaten, was de weg naar Weenen door de vele gevallen sneeuw belemmerd; juist lag de stoomboot naar Egypte gereed; spoedig was het besluit genomen, en men aanvaardde deze reis. Dat de vurige wensch der dochter grooten invloed gehad heeft op het nemen van dit besluit, daaraan zullen wij wel niet behoeven te twijfelen: haar ideaal zou thans aanvankelijk verwezenlijkt worden. In een harer latere brieven schrijft zij: Ik ben niet bijzonder verlangend om Amerika of Australië te //zien, maar Afrika, ik kan er zelf de reden niet van opgeven, //heeft mij altijd aangetrokken. Van mijn kindschheid af, toen //ik de aardrijkskunde leerden, verlangde ik altijd naar die //plaatsen te gaan, welke op het midden van de kaart van //Afrika door een groote, ledige ruimte worden aangeduid. Ik //ben nu reeds eens tot dit onbekende gewest gekomen, en ik keer //er weder heen, misschien uit instinkt als eeu vlieg naar de vlag.''

Sombere voorspelling, voorzeker! — ja, als een vlieg naaide vlam keerde zij er heen, en zou zij er ook haar leven laten.

Deze eerste reis in Egypte strekte zich uit tot den eersten waterval van den Nijl, terwijl de terugweg genomen werd van Loeqsor naar Cosseïr, aan de westkust der Koode zee. In de maand April 1856 verlieten de dames Tinne Kaïro, en scheepten zich te Alexandrië in naar Jaüa. Na Jeruzalem bezocht en een uitstapje gemaakt te hebben in de Syrische woestijn, aan de overzijde van den Jordaan, begaven zij zich naar Damaskus, en van daar over den Libanon naar Beireuth. Nog was het jaar niet ten einde, of zij bevonden zich weder te Kaïro, en ondernamen een nieuwen tocht langs den Nijl, op welken zij zelfs tot in ïvubië kwamen. In het voorjaar van 1857 waren zij weder te Beireuth, hielden zich eenigen tijd op in de schoone streken van den Libanon, brachten een bezoek aan de prachtige puinhoopen van het aloude Palmyra en keerden vervolgens over Konstantinopel, Athene, Triest, Weenen, Praag en Dresden naar het vaderland terug.

Het verblijf der dames in den winter van 1856 op 1857 te Kaïro, waar zij een aangename villa aan den Nijl betrokken,