veel zorg bewerkt, van groote waarde is bij het teekenen van een historischen atlas. De naam schijnt thans geheel vergeten: althans toen ik, in Augustus 1873, in de geheele streek tusschen Zevenaar, Oud-Zevenaar en Pannerden navraag deed, wist noch een R.-Katli. geestelijke, tot wien ik mij vervoegde, noch een der andere ingezetenen zich meer te herinneren dat de omtrek van de hofstede Toetenburg eens Eist heette.

Het is hierdoor duidelijk, dat wanneer van Elisa in Hameland sprake is, men niet aan Eist in de Betuwe behoeft te denken.

Wat het oude Swelle betreft, de plaats is gemakkelijk te herkennen in de buurtschap Zwolle in de gemeente Eibergen.

I Zelfs de verwisseling van den naam is na te sporen. Zwolle

ligt namelijk ten zuid-oosten van Groenlo, en is van het naburige Westfaalsche kerspel Vreden door een moerassige streek van '/a tot V» llurs gescheiden, die het Zwilbroek heet en op wier noordkant een dorpje is ontstaan, dat onze naburen, de Pruisen, Zwittbrook en Sioillbrook schrijven. Zwolle en Swilla of Swella zijn derhalve beide namen voor dezelfde plaats.

Wie nu een kaart van Gelderland in de lldü eeuw wil teekenen, vindt, zoo ik vertrouw, geen moeite meer, waar hij het Elisa en Swella uit de oorkonde van 1025 te plaatsen heeft.

MEDEDEBLIN Gr B 3ST.

i.

NEKROLOGrIE.

Jtr>. J. J. run Bleus den.

De Aardrijkskunde heeft in ons vaderland een harer uitstekendste beoefenaren verloren in Dr. A. A. van Heusden, oud-Hoogleeraar aan de Militaire Akademie te Breda. Door de welwillendheid van zijn ambtgenoot Dr. J. J. de Hollander, zijn wij in staat de volgende bijzonderheden aangaande zijn leven mede te deelen.

Albertus Arcanius van Heusden werd den 25sten Februari 1808, te 's Gravenhage geboren. Hij bezocht er de Latijnsche school en stond gereed om als student naar Leiden te vertrekken, toen hem de betrekking van gouverneur bij een aanzienlijke familie te 's Gravenhage werd aangeboden. Doch reeds bij Koninklijk besluit van 19 Juni 1829, werd hij benoemd tot leeraar der 2e klasse in de Ned. taal- en letterkunde aan de Kon. Mil. Akademie te Breda. Gedurende de schorsing der Akademie van 1830—1836 werd hij toegevoegd aan den Hoogleeraar J. Bosscha, wien de functie van Auditeur-Militair bij den temporairen krijgsraad in de vesting Breda was opgedragen. Bij de heropening der Akademie in 1836 trad van Heusden weder als leeraar op, en bij besluit van 23 Aug. 1841 werd hij tot leeraar der le klasse bevorderd. Na het overlijden van den Hoogleeraar van Bolhuis werd van Heusden bij besluit van 23 Febr. 1844, onder den titel van //Lector in de geschiedenis en letterkunde" tot hoofd van het onderwijs in de geschied- en letterkundige vakken aangesteld, en bij de Vereeniging van het Instituut voor de Marine met de Milit. Akademie

werd hem bij besluit van 27 Januari 1852 de titel van //Lector der le klasse in de taal- en letterkunde" toegekend, waarbij echter zijn werkkring dezelfde bleef. Persoonlijk was hem het onderwijs in de geschiedenis aan de twee hoogste studiejaren en dat in het Militair recht opgedragen. Eindelijk werden bij besluit van 2 Augustus 1855 zijn verdiensten door toekenning van den rang van //Hoogleeraar in de taal- en letterkunde" erkend. Hij bekleedde die betrekking totdat, ten gevolge der veranderde inrichting van de Akademie, waarbij het onderwijs in de historische en literarische vakken werd opgeheven, hij bij besluit van 20 Juni 1872 daarvan op de meest eervolle wijze werd ontheven. Hij overleed na een langdurige ziekte, de eenige van zijn leven, in den nacht van 16 op 17 April 1874, inden ouderdom van 66 jaren, en werd den 20sten daaraanvolgende op het kerkhof Zuylen onder Prinsenhage, in tegenwoordigheid van de officieren en burgerlijke beambten van de Mil. Akademie, van het corps kadetten, van een aantal officieren van het garnizoen en van vele der aanzienlijkste ingezetenen van Breda, plechtig begraven. Kapitein Hojel en Prof. de Hollander brachten een warme hulde aan zijn verdiensten.

Yan Heusden had den lsten Juli 1841 van den Senaat der Utrechtsche Hoogeschool honoris causa den titel van Doctor in de bespiegelende wijsbegeerte en letteren ontvangen. De Koning benoemde hem den 10llen Mei 1849 tot ridder van de Eikenkroon, endeul4aenSept. 1861 tot ridder van den Ned. Leeuw. Onderscheiden geleerde Genootschappen telden hem onder hun leden, en hij was jaren lang voorzitter van het Departement Breda der Maatschappij tot Nut van 't algemeen en van de Plaatselijke Commissie voor het lager onderwijs.