KORTE AANTEEÏENINGEN

OVER

HET EILAND ST. EÜSTATHIUS.

(:met een kaart.)

Het eiland St. Eustathius werd door Columbus ontdekt den gden November 1493 op zijn tweede reis. Het wordt wel niet onder de ontdekte opgegeven, doch van den kant waar de eilanden werden genaderd kon het niet missen of St. Eustathius moet te gelijk met St. Christoffel gezien zijn.

In de eerste eeuw na de ontdekking wordt er geen gewag van gemaakt, waarschijnlijk omdat het onbewoond was, en door gebrek aan drinkwater en weinige vruchtbaarheid ten achter stond bij de andere eilanden. Na in 1629 korten tijd in het bezit van de Eranschen geweest te zijn, vestigden de Zeeuwen zich in 1639 op het eiland, en schijnt het dat de kooplieden van Rees uit Vlissingen onder de eerste Kolonisten hebben behoort. In 1665 was de bevolking tot 1600 zielen toegenomen, en scheen toen door den handel reeds bijzonder naijver bij de Engelschen op te wekken, die er zich in dat jaar van meester maakten.

Korten tijd daarna is het door een vereenigde HollandschEransche krijgsmacht genomen en daar, zooals Wagenaar zegt (LI boek): //dat de franschen begeerd hadden alleen eerslialve de eerste binnen het fort te mogen trekken, werd dit door de Hollanders toegestaan, doch maakten zij zich van de vesting meester, en eerst in Oogstmaand 1667 werd het ons op herhaald verzoek teruggegeven." Teenstra (W. I. eilanden 2ie deel) zegt dat het eerst in 1673 in ons bezit kwam.

In 1689 werd het weder door de Franschen veroverd, doch het volgende jaar door de Engelschen in bezit genomen, die het behielden tot 1697, toen het ons bij den vrede van Eijswijk werd teruggegeven.

Gedurende meer dan vijftig jaren is daarna weinig of niets van het eiland aangeteekend; alleen vindt men dat in 17 o9 (den 24stcn Eebruari) zeven-en-twintig aldaar bevrachte schepen door de Engelschen verbeurd verklaard werden, en alhoewel het toen door den handel reeds zeer bloeide, schijnt de bij¬

zondere voorspoed verkregen te zijn door den Noord-Amerikaanschen oorlog, daar het eiland toen als neutrale haven de stapelplaats was van alle zoowel Indische als Europeesche produkten. Had men bij dien grooten voorspoed maar een weinig gelet op den gespannen toestand, waarin die kolonië met betrekking tot Engeland verkeerde, dan zouden waarschijnlijk geringe middelen voldoende zijn geweest om het eiland in verdedigbaren staat te brengen, doch daar er geen troepen en slechts een klein fregat //de Mars" (gekommandeerd door den kapitein ter zee Graaf van Bijland) aanwezig was, werd het den 3ien Eebruari 1781 aan de Engelschen onder den Admiraal Sir George Kodney overgegeven.

In het rapport van Itodney wordt gesproken van vijf kleine oorlogschepen, die te dien tijde zouden gewonnen zijn; zoo die bestaan hebben, waren het waarschijnlijk gearmeerde koopvaarders, ten minste in alle stukken en particuliere overleveringen wordt alleen het fregat //de Mars" opgegeven, dat in tegenstelling van het schip «de Mars', dat door den Schout bij Nacht Krul gekommandeerd was, /'de kleine Mars" werd genoemd.

In het Annual Eegister van 1784 (pag. 136 en verv:) wordt gezegd, dat de bezetting uit 27 soldaten bestond.

Yan dat oogenblik heeft er een geheele ommekeer in den toestand van het eiland plaats gehad, dien men wel telkens weder getracht heeft enkele oogenblikken tegen te houden; doch de schatting van meer dan twee millioen pond sterling, welke de bevolking werd opgelegd, was zoo groot, dat slechts enkelen niet geheel tot den bedelstaf werden gebracht. Het grootste getal, waarop de bevolking geschat werd, was 20000 zielen, de slaven er onder begrepen, doch waarschijnlijk heeft het toch niet meer dan 10000 bedragen.

Allerlei natiën, tot zelfs Grieken en Turken, hadden zich op het eiland gevestigd; om hen te straffen werden velen ge-