waardige tocht voor de verschillende takken der wetenschap belangrijks had opgeleverd, in e'én groot werk vereenigd, voor de openbaarmaking in gereedheid te brengen.

Hoe hij zich daarvan gekweten heeft, hoe hij gewoekerd heeft met de hem ten dienste staande hulpmiddelen is bekend.

Het prachtwerk "Voyage (Pexploration en Indo-cliine pendant les années 1866—1868", waarvan wij een exemplaar in de boekerij van ons Genootschap ten gebruike der leden deponeerden, is voor meer dan de helft van de hand van Garnier zelve. In de eerste plaats is liet eigenlijk aardrijkskundig en het kartografisch gedeelte door hem bewerkt, dat van zelve hier de aanzienlijkste plaats moest bekleeden, maar ook het geschiedkundige en archeologische deel is door hem met een uitvoerigheid, nauwgezetheid en vlijt bearbeid, die boven allen lof is verheven.

Wij kunnen daarover hier niet in uitweidingen treden en moeten ook de keurige behandeling en vergelijkende studie der Hindoe-bouwvallen, in 't bijzonder die van de tempels en paleizen van Angcor Wat, die prachtige overblijfselen eener geheel ten onder gegane beschaving, met stilzwijgen voorbijgaan en den belangstellende naar het werk zelf verwijzen, dat met de daarbij behoorende atlassen, ook door toevoeging van een tal van goed geslaagde platen in den tekst zelf, de moeite der kennismaking in hooge mate beloont.

De overige gedeelten, als het geologische en mineralogische, het botanische en niet het minste het ethnografische, zijn door anderen — medeleden der Commissie — echter onder Garnier's rechtstreeksch toezicht samengesteld.

Die omvangrijke arbeid mocht echter niet ongestoord worden ten einde gebracht; nauwelijks was men in zooverre gereed, dat de gegevens verzameld waren, het plan voor het geheel was vastgesteld en het eigenlijke werk zoude aanvangen, of de oorlog met Duitschland nam zoodanige verhoudingen aan, dat elk vredewerk ter zijde gezet en ieder Fransch burger, doch inzonderheid elk militair, zich voor zijn vaderland moest be. schikbaar stellen, en zoo nam ook Francis Garnier een werkzaam deel aan dien strijd door als artillerie-officier op een der forten rondom Parijs dienst te doen, gedurende het beleg dier wereldstad.

Eerst veel later konde deze arbeid weder worden opgevat, en dat toen het oorspronkelijke kostbare plan toch behouden bleef, niettegenstaande den geldelijken nood, waarin Frankrijk verkeerde, mag de aandacht niet ontgaan; het prachtwerk zag in den aanvang des vorigen jaars het licht.

Niet alleen van de zijde zijner regeering en der geleerde genootschappen in zijn vaderland, maar ook daar buiten werden Garnier's verdiensten erkend.

Zoo werden hem door de Koyal Geographical Society te Londen en door het Internationaal Aardrijkskundig Congres te Antwerpen eeremedailles toegekend, gelijk ook op de Weener

wereldtentoonstelling; van deze laatste onderscheiding is hij echter vermoedelijk onkundig gebleven, aangezien die slechts weinige maanden vóór zijn dood bekend werd, terwijl hij zich diep in Centraal-China bevond.

Hoeveel zelfvoldoening intusschen het voor Frankrijk en voor de wetenschap verrichte hem reeds moeht verschaffen, was Garnier er de man niet na, om zich daarop te verheffen of om voortaan op zijn lauweren te rusten.

Wie, gelijk wij, het voorrecht hebben gehad, hem in vroeger en later tijdperk te kennen, kunnen getuigen hoe hij steeds dezelfde nederige, bescheiden man bleef, hoe hij steeds vermeende slechts een begin te hebben gemaakt met hetgeen hem te doen stond, hoe weinig hij er aan dacht om het doel dat hij zich gesteld had uit het oog te verliezen; integendeel hoe hij steeds op nieuwe pogingen bedacht was, om dat nu langs andere wegen te bereiken.

Immers de verkenning der Mekong had doen zien, dat nog uitgestrekte landstreken in Kambodja en geheel noordelijk Siam van dien natuurlijken handelsweg kunnen gebruik maken, en dat dus de rechtstreeksche handelskring van Saigon nog voor veel uitbreiding vatbaar is. Ook had zij geleerd, dat dit in nog vrij wat hooger mate het geval kan worden, wanneer de stroomversnellingen die zich tusschen den 15el» en 16en graad noorderbreedte in de rivier bevinden, uit den weg geruimd of door kanalisatie vermeden worden, aangezien de toestand van dezen koninklijken stroom meer noordwaarts over belangrijke uitgestrektheid weder bevredigend werd bevonden. Maar eindelijk namen de stroomversnellingen en riviervallen weder zoodanig in aantal en belang toe, dat vooral ook in verband met de periodiek terugkeerende hoogstaanzienlijke rijzing en daling van het water (*) aan geen verdere exploitatie der rivier was te denken.

De expeditie had zich dan ook op ongeveer 21° noorderbreedte verplicht gezien haar oevers te verlaten en de reis door bosschen en wildernissen voort te zetten; nog eenmaal bijna een graad verder noordwaarts werd de stroom genaderd en gepasseerd, doch nu om daarvan voor goed afscheid te nemen en de richting meer rechtstreeks naar de Chineesche grenzen te kiezen. Ook de pogingen later door Garnier aangewend, om over het meer Taly de rivier nog eens op den 26en breedtegraad op de grens tusschen China en Tibet waar te nemen, mislukte, zooals wij reeds aanteekenden.

Was het dus gebleken niet mogelijk te zijn, om de Mekong tot handelsweg te gebruiken tusschen China en Saigon, toch behoefde het denkbeeld, om aan Yunuan een débouché te verzekeren, dat de Fransche kolonie ten goede kwam, niet geheel te worden ter zijde gezet. Volgens Garnier moest dit nu bestaan

(*) Het verschil tusschen het hoogste en laagste water zoude tot 16 Meter toe bedragen.