FEANCIB GARNIEE,

DOOR

ir. r. v jk n s t n jïï a.

In 1839 te St. Etienne geboren, kwam Francis Garnier op den 21sten December van het afgeloopen jaar op gewelddadige wijze om het leven. Zijn levensloop moge slechts van korten duur zijn geweest, hij was rijk aan daden, die van meer dan gewone geestkracht getuigen; terwijl zijn pogingen tot vermeerdering onzer kennis van Zuid-Oosl-Azie liem een eereplaats aanwijzen onder de hedendaagsche aardrijkskundigen.

Op zestienjarigen leeftijd voor den zeedienst bestemd, verwierf hij in korten tijd den rang van //enseigne de vaisseau" en woonde als zoodanig in 1860 den oorlog bij tegen China en Cocliin-China, ingedeeld bij den staf van den Franschen opperbevelhebber, den admiraal Charner, die weldra de nieuwe kolonie te Saigon op vaste grondslagen zoude vestigen.

Aangevuurd door dit voorbeeld door zijn chef gegeven, schijnt het hoofddoel, waaraan Garnier zijn verder leven zoude toewijden, hem bij die gelegenheid helder en levendig te zijn geworden.

Dat doel was, uitbreiding en bevestiging van het Fransche gezag in het verre Oosten, en dit wilde hij trachten na te jagen door vermeerdering van de handelsbetrekkingen van Saigon met de meer noordelijk gelegen landschappen, in 't bijzonder met zuidelijk China, dat hij hoopte in rechtstreeks verkeer met de kolonie te kunnen brengen, en zoodoende aan de schatten van dat gedeelte van het zoo uitgestrekte Iiemelsche rijk over Fransch grondgebied een weg naar den wereldhandel te banen.

Dat zuidelijk deel van China, met name de provincie Yunnan, die zoo rijk aan delfstoffen schijnt te wezen, ligt nog tamelijk afgesloten van het verkeer met de overige wereld. Slechts voor een zeer gering deel in het noorden kan het van de Yang tse Kiang of Blauwe rivier als afvoervveg naar Nanking en Shanghai gebruik maken; de rivier van Kanton reikt niet verre genoeg binnenslands om daartoe bij te dragen; doch naar het zuiden vloeien belangrijke rivieren af, en wel in zuidwestelijke rich¬

ting de Saloewan, die in de golf van Pegu mondt, meer recht zuidwaarts de Mekong of Kambodja, die Achter-Indie in zijn geheele lengte doorstroomt, en niet verre van Saigon in de Chineesche zee valt en eindelijk zuidoostwaarts de Songkoi, die in de golf van Tonking uitwatert.

De laatstgenoemde rivier is de kortste, meest natuurlijke weg uit Yunnan naar zee, die ook betrekkelijk weinig bezwaren schijnt op te leveren; doch waar de natuur die spaarde, werden zij door de menschen aangebracht, die in het gebied van Tonking, dat onder het keizerrijk Annam behoort, door allerlei heffingen en afpersingen den handel zoodanig bemoeilijkten, dat die daaronder van lieverlede geheel is weggekwijnd.

Onderzoekingen, van Engelsche zijde ingesteld, schijnen aangetoond te hebben dat de Saloewan, zoomede de nog westelijker stroomende Irawaddy — althans de eerste — minder geschiktheid aanbieden voor den afvoer uit Centraal-Azie, al zijn zij het rijk van Birma zelve te dien aanzien ook van uitgebreid nut.

Van de Mekong eindelijk was niets met zekerheid bekend; wel werd beweerd dat de Lantsang die in Tibet ontspringt en het geheele westelijke deel van Yunnan doorstroomt, met de Mekong slechts een en dezelfde rivier uitmaakt, doch dit was nimmer tot zekerheid gebracht. Nog veel minder was de toestand bekend van het middengedeelte dier alsdan zoo uitgestrekte rivier, daar waar zij, de Chineesche grenzen verlatende, het rijk van Birma binnentreedt, en na ook dat grondgebied te hebben doorloopen, haar wateren door- de bovenlanden van Siam naar Kambodja in het verre zuiden stuwt.

Voor het doel, dat Garnier voor oogen stond, was een grondig onderzoek naar den toestand van de Mekong een hoofdvereischte; werd dit met gunstigen uit slag bekroond, dan konde Saigon een hoogstaanzienlijke handelsplaats worden; stapelplaats niet alleen voor de producten van Kambodja en van de Siameesche en Birmaansche bovenlanden, maar ook van geheel zuidelijk China.

Met ijver bereidde hij zich tot die taak voor, beoefende de

8*