schouwt. De lieer Leemans is steeds bereid, zooveel zijn andere bezigheden het hem toelaten, zich ter beschikking te stellen van ieder die het Ethnografisch Museum bezoeken wil; doch zal zulk een kabinet aan de beoefenaars der wetenschap, hetzij landgenooten of vreemdelingen, het nut bewijzen, dat alleen de kosten voor zijn oprichting en instandhouding motiveeren kan, dan behoort het te allen tijde de behoorlijke gelegenheid tot het bestudeeren van voorwerpen en het verkrijgen aller gewenschte inlichtingen aautebieden.

Bij een verbetering van den toestand van het Ethnologisch Kabinet, zou, naar het bescheiden oordeel der adressanten, vooral ook het nauwe verband moeten worden in het oog gehouden, dat tusschen een archeologische en een ethnologische verzameling bestaat. Dit verband is van dien aard, dat het zelfs niet mogelijk is behoorlijke grenzen te trekken. Men kan wel zeggen, dat een archeologische verzameling tot uitgestorvene, een ethnologische tot nog in wezen zijnde volken betrekking heeft, maar de archeologie is dan toch altijd ethnologie met dien verstande, dat zij zich. tot voorbijgegane cultuurtoestanden bepaalt. Zij is dus eigenlijk een onderdeel der ethnologie, en wie het verband tusschen voorbijgegane en tegenwoordige cultuurtoestanden erkent, en beseft dat nauwelijks eenig volk in dien zin uitgestorven kan genoemd worden, dat van zijn beschaving geen spoor meer in de gebruiken, instellingen en voortbrengselen van nieuwere volkeren zou te vinden zijn, erkent van zelf dat een archeologische verzameling het noodzakelijk complement is van een ethnologische, en dat beide niet zonder schade van elkander gescheiden kunnen worden.

Het Bestuur van het Aardrijkskundig Genootschap heeft het van zijn plicht geacht, na den last, dien het van de bovenvermelde Algemeene vergadering ontving, de gebreken van het Ethnologisch Kabinet, inzonderheid wat de lokaliteit betreft, onder de aandacht Uwer Excellentie te brengen, liet is aan het

Bestuur bekend, dat ook door den waarnemenden directeur reeds meer dan eens in zijn verslagen op die gebreken is gewezen. Wat de détails dier verbeteringen betreft, is het overtuigd, dat het de aanwijzing daarvan geheel aan de kennis en den ijver van den waarnemenden directeur kan overlaten, maar het heeft zich verplicht geacht het bewijs te leveren, dat ook anderen gevoelen en erkennen, dat 's Bijks Ethnografisch Museum in den toestand, waarin het zich thans bevindt, niet aan zijn doel beantwoordt en aan Nederland niet tot eer verstrekt, wat te meer te bejammeren is, daar het, wat de waarde der daarin bevatte voorwerpen op zich zelve betreft, en met het oog op de gunstige gelegenheid tot uitbreiding, bij een goede plaatsing al zeer spoedig met de beste en rijkste ethnologische verzamelingen van Europa zou kunnen wedijveren. Bij de krachtige impulsie aan de beoefening der aardrijkskunde in haar verschillende vertakkingen, die het Genootschap hoopt dat het gevolg zal zijn van zijn pogingen, heeft het Bestuur zich verplicht geacht ook de diensten, die 's Eijks Ethnografisch Kabinet, bij een behoorlijke inrichting, aan de beoefening der aardrijkskunde zou kunnen bewijzen, onder de aandacht Uwer Excellentie te brengen, niet twijfelende of de kennisneming van den zeer onvoldoenden toestand, waarin zich dat Kabinet bevindt, zal voor Uw Excellentie voldoende aanleiding zijn om dien te doen ophouden.

Namens het Bestuur van het Aardrijkskundig Genootschap:

P. J. VETH,

Leiden, Amsterdam, Voorzitter.

Maart 1874. N. W. POSTHUMUS,

Secretaris.

AARDRIJKSKUNDE

BESCHOUWD ALS VAK VAN ' ONDERWIJS, BIJZONDER VAN HOOGER ONDERWIJS;

VOORDRACHT VAN

jDr. it. J. SJEO PAUVÉ,

tot inleiding der gedachtenwisseling over dat onderwerp in de Algemeene Vergadering

van 28 Februari 1874.

Geachte Medeleden !

Onder de verschillende onderwerpen, welke ons Genootschap

zich ten doel stelt, vermeldt art. 2 van het Keglement uitdrukkelijk: „het bevorderen van een doelmatig onderwijs in de aardrijkskunde". Bij het Bestuur is, naar aanleiding van het

6*