Bestuur, die volgens art. 14 van het Reglement, overeenkomstig een door het Bestuur op te maken rooster, moesten aftreden.

De Voorzitter stelt voor het bestuur, dat nog geen jaar in functie was geweest en eerst onlangs door de benoeming van den heer den Tex voltallig was geworden, nog een jaar te doen continueeren. Dit voorstel werd bij acclamatie aangenomen.

Hierna had plaats het bespreken van 't adres over de aardrijkskunde als vak van Hooger Onderwijs, bij de regeering in te dienen, en volgens het besluit der derde algemeene vergadering door het Bestuur ontworpen. Nadat het Concept was voorgelezen, deed de Voorzitter opmerken, dat dit adres nog de beste vorm was, welken men aan het besluit der vorige vergadering had kunnen geven, 't Viel moeielijk op hooger onderwijs aan te dringen, zonder dat de wensch uitgesproken werd, dat op het gymnasium onderwijs in aardrijkskunde werd gegeven. Het Bestuur zou liet adres indienen, zooals het daar pas was voor gelezen, wanneer de vergadering het goedkeurde. Gaarne zou het Bestuur echter nog de machtiging ontvangen, om ook den bovengenoemden wensch omtrent het onderwijs der aardrijkskunde aan het gymnasium daarin uit te spreken.

De heer v. d. Aa doet opmerken, dat hij ter vorige vergadering niet tot de oppositie heeft behoord en het opnemen van dien wensch voor zich zeiven wenschelijk acht. Overigens noemt hij het tegenover die oppositie, hier niet of zeer slecht vertegenwoordigd, minder beleefd van het ter vorige vergadering genomen besluit af te wijken, vooral ook 'daarom, dewijl op het convocatie-billet van de bespreking van het adres geen melding werd gemaakt. Wenschelijker acht hij het, dit adres niet van het Genootschap, maar van het Bestuur te doen uitgaan, bestaande uit mannen, die bij de regeering als belangstellenden in als beoefenaars van aardrijkskunde bekend staan en dan verder den inhoud van dat adres geheel aan het Bestuur over te laten en toe te vertrouwen.

De Voorzitter doet opmerken, dat men door 't aannemen van dit voorstel evenzeer van het ter vorige vergadering genomen besluit afwijkt en ook geen zekerheid verkrijgt, dat het adres alsdan den geest der vergadering uitdrukt.

De heer Amersfoordt geeft in overweging het Concept-adres te doen drukken, bij de leden rond te zenden en ter volgende vergadering in discussie te brengen.

Nadat door stemming was uitgemaakt, dat noch het Conceptadres noch het voorstel van den heer Amersfoordt, de goedkeuring der vergadering wegdroegen, werd ten slotte de vraag bevestigend beantwoord: "Zal aan het Bestuur opgedragen worden een geheel nieuw adres te ontwerpen en in te dienen?"

De heer N. W. Posthumus bespreekt vervolgens in zijn voordracht over freule Alexandrine Tinne, de Nederlandsche Afrikareizigster, haar leven en reizen, de resultaten door die reizen verkregen, eindelijk haar karakter. In het eerste gedeelte wees spreker op haar verblijf in Spanje, Frankrijk en 's Hage, waar

H. M. de Koningin grooten invloed op haar vorming uitoefende, en elders, voorts op haar lust tot studie en haar voorbereidende reizen, die haar kennis deden maken met het Oostersche leven en de zucht om Afrika te bereizen, verhoogden. Uitvoerig werden haar Nijlreizen geschetst, in 1861 begonnen en de reizen, die zij van 1867 tot 1869 in Tripoli en Algerië aflegde. Met de beschrijving harer reis van Tripoli naar Moerzoek van waar zij op reis ging naar Koeka, toen zij door Toeareg-benden vermoord werd, besloot spreker dit eerste gedeelte zijner voordracht.

In het tweede gedeelte weerlegde hij het gevoelen van hen, die meenden, dat freule Tinne de pen had afgezworen, en die haar reizen als avontuurlijke pleiziertochten zonder nut voor de wetenschap voorstellen. Hij wees op haar vele brieven, op de dagboeken der matrozen Oostmans en Jakobse, op haar aanwijzing beter ingericht, op de 1'lantae linneanae, die bewijzen leveren van haar botanische stuclien en bijeengebrachte verzamelingen.

Het bespreken van haar karakter vormde den inhoud van het' derde deel. Zij was geeu //onvrouwelijke vrouw" geweest, maar had het lot der slaven verzacht, haar minderen liefdevol behandeld, haar moeder teeder lief gehad; zij was, hoewel energiek en moedig, toch lieftallig eenvoudig, oprecht en goedhartig.

Na de pauze werd bij monde van den heer du Kieu verklaard, dat de commissie, benoemd voor 't nazien der rekening van den penningmeester, deze volkomen in orde had bevonden, en werden de beste wenschen voor de uitbreiding der fondsen van het jonge genootschap geuit.

Daarna las de heer C. M. Kan een brief voor, hem voor eenige dagen door den secretaris der //Africanische Gesellschaft" gezonden. De schrijver, Dr. Koner te Berlijn, had zich gehaast een verkort verslag der van de Kongo-expeditie ingekomen nieuwe berichten ter kennis van het Nederlandsche genootschap te brengen, 't welk zooveel belang in de Duitsche expeditie stelde. Uit dat schrijven bleek, dat Dr. Güssfeldt de Quillo-rivier tot aan de laatste Hollandsche factorij was opgevaren en in het gewest Jangela doorgedrongen. Daar begon het bergland, bestaande uit transversale ketenen, dicht met bosch begroeid. Kotsbrokken veroorzaken stroomversnellingen en maken de rivier onbevaarbaar. Aan gene zijde van het gebergte gekomen, bereikte de reiziger bergruggen zonder bosch, en vlakten, met dun, kort gras bedekt. De bevolking der bosclistreken woont in dorpen in het woud; ieder dorp heeft zijn legerhoofd; aan ieder moet de reiziger op nieuw schatting betalen. Overigens waren de negers vriendelijk en behulpzaam. Bij 't jacht maken op dieren voor de zoölogische verzamelingen hielpen zij trouw mede. Van de Nederlandsche factorijen ondervinden de reizigers voortdurend de gulste gastvrijheid.

Naar aanleiding van het voorgelezene vraagt de heer Amersfoordt, of er ook kans zou bestaan, dat door toedoen der Kongo-