7. De maatschappij der Gebr. Stumm, te Neunkirchen, sedert 1864.

8. De maatschappij van Charleroi, te Marcinelle, sedert 1868.

9. De maatschappij der Dillinger Hüttemcerken, sedert 1868.

10. De maatschappij der Gebr. Servais & C'., sedert 1867-

De bloei van Esch doet zich niet alleen kennen in zijn huttenvrerken en toenemende bevolking', de vooruitgang blijkt ook uit de stichting van openbare gebouwen. Het nieuwe Gemeentehuis, dat met een opoffering van 49,000 francs is gesticht, werd in 1863 en 1864 naar het ontwerp van den architect Hartmannopgetrokken. Inliet thans ten einde spoedende jaar 1873 zijn de grondslagen voor een grootsche parochiekerk gelegd. Zij zal de tegenwoordige St. Johanneskirche vervangen, die in 1744 op kosten der nonnen van Marienthal werd gebouwd, nadat Esch in 1742 een eigene parochie was geworden. Vóór dien tijd moesten de ingezetenen te Schifftingen ter kerk gaan. Een oude L. Yrouwekapel, op den rechter Alzette-oever, werd den 14 Eloreal van het jaar VII voor 390 francs aan Johann Tailleur van Luxemburg verkocht.

Het kasteel Berwart, oorspronkelijk een groot buitenverblijf in modernen stijl, ligt aan de noordzijde van Esch, en heeft in 1763 een ouder kasteel, mede Berwart geheeten, vervangen.

De naam Berwart — waarschijnlijk afkomstig van Ben/wart of Burgwart — is in den loop der tijden zeer verschillend geschreven. Men vindt dien ook Berward, Beaurewart, Berwar, Bellrewart, Biarewart, Bernwart, zelfs Beauregard en Berwangen gespeld.

Het oude Berwart lag een kwartier uurs lager dan het tegenwoordige, doch eveneens aan de Alzette, ter plaatse thans de Schlossacht genoemd, of ook wel door den naam van Hoistert aangeduid, welk laatste woord een verbastering is van ons hofstede.

Het oude Berwart werd nog in 1668 door de soldaten van den Graaf de Chamilly bezet, doch is waarschijnlijk kort na dien tijd gesloopt. Op de plek zelve vindt men thans bosch. In 1845 vond men daar ter plaatse nog muurbrokken en kuilen, afkomstig van een smederij, die de Ellerbach eens in beweging bragt.

Heeren van Berwart kent de Luxemburgsche geschiedenis sedert 1292. Twee jaren later (13 Augustus 1294) vindt men Heer Arnold of Arnoul van Berwart genoemd, bij gelegenheid dat de Graven van Luxemburg en Bar, te Breda een schikking troffen ten aanzien van zekere onverdeelde landen aan de Kor of Chiers. Arnold van Berwart stelde zich daarbij borg ten behoeve van Graaf Hendrik van Luxemburg voor de som van 500 pond.

Johan van Berwart wordt genoemd in een groot aantal oor¬

konden tusschen 1310 en 1363. Tot de veelvuldige eerambten die hij onder Koning Jan den Blinde, Koning Karei IV" en Hertog Wenceslaus bekleedde, behoorde dat van sénéchal van het Hertogdom Luxemburg.

Willem van Berwart komt van 1365 tot 1379 in de geschiedenis voor, Arnold van Berwart in 1383.

Waarschijnlijk kwam de heerlijkheid Berwart, althans de helft daarvan, ten gevolge van een in 1'356 gesloten huwelijk tusschen Walter van Beffremont (of Boisfremont), Heer van i^entsch (Fontois), en Johanna van B ;rwart, aan de geslachten van Befiremont, Wezemale, Ra vil Ie, Chivery en Saulx.

In de 16de eeuw viel de heerlijkheid Berwart, door koop, ten deel aan het edele geslacht van Schauwenburg, dat van Zwitserschen oorsprong, eerst in den Elsass en vervolgens in Luxemburg bezittingen had verworven.

Onder de leden van dit geslacht heeft zieh het meest Heer Karei van Schauwenburg beroemd gemaakt. Als lid der Luxemburgsche Staten, las hij in 1666 het formulier van den eed voor, waarbij Koning Karei II de handhaving van 's Lands rechten bezwoer. Zijn graf in de kerk te Esch wordt aangewezen door een marmeren gedenksteen, met een Latijnssh opschrift, dat vertolkt, dus kan luiden:

'Stel u een man voor, uitblinkende door zijn afkomst, karakter en deugd, een gelukkig echtgenoot, een edelman die macht, waardigheid en eer vereenigde, en zich in den krijgsmantel even dapper als in de toga rechtvaardig toonde; een man, die zich zoowel door zijn vermogen, als door zijn talenten onderscheidde, verdienstelijk jegens den godsdienst, den koning en zijn vaderland. Welnu op het marmer hieronder, treedt gij op het stoffelijk overschot van dezen beroemden Karei van Schauwenburg, gestorven te Luxemburg, na een voorbeeldig leven, in het jaar " (1708).

Had deze Karei van Schauwenburg uithoofde der verwoesting van het slot Berwart, zijn verblijf op een zijner andere goederen gehouden, een zijner opvolgers deed in 1763 het nieuwe Berwart bouwen, dat echter niet langer dan een dertigtal jaren in een bewoonbaren staat bleef. Als een ijverig aanhanger van het Oostenrijksche huis, had de Baron van Schauwenburg, toen op het einde der vorige eeuw de oorlog met de Fransche Republiek uitbarstte, en de sansculottes de Luxemburgsche grenzen naderden, aan de burgers van Esch schietgeweer en buskruit uitgedeeld, door hem van Luxemburg ontboden. Dit geschenk en de afkeer der Eschers van de Fransche soldaten gaven aanleiding tot botsingen, die telkens op weerwraak bedacht deden zijn. Een gevolg van dit alles was de geheele verwoesting van Esch op den 22 Mei 1794. Zoo als licht te denken is, behoorde het kasteel Berwart tot de 180 gebouwen, die in vlammen opgingen.

De Baron van Schauwenburg liet de pachterswoning, nevens de schuren en stallen, weder opbouwen, doch bleef nog slechts korten tijd eigenaar der heerlijkheid Berwart. Hij verkocht het