dan ook over de beteekenis van die factorijen geheel verwonderd.

fHier haben wir Anfangs," schrijft Koner, //die Bedeutung des Hollandisclien Handels an der Kongo-kiiste untersehatzt... wuszte man docli in unserer Handelswelt zu wenig darüber und fehlte in geographischen Kreisen jeder Anhalt."

Als dus eenige natie belang heeft bij 't gelukken dezer expeditie, dan is het zeker de Nederlandsche. Terecht schreef Dr. Koner dan ook reeds in zijn eersten brief, dat het bestuur van 't afrikaansche gezelschap op den //Schütz der Hollander rechnete, da ja eine Durchforscliung des Innern in erster Eeihe den Factoreien der Africaanschen Handelsvereeniging an der Loango-Küste zu gute kommen würde."

Even rationeel is derhalve ook de hulp en steun, welke de H. H. Kerdijk en Pincofïs op de wijze van den duitscher Fricke aan de expeditie verleenen. //Onze instructiën," schrijft de lieer Kerdijk, //aan onze agenten luiden alles aan te wenden, om de wetenschappelijke commissie nuttig te zijn."

Correspondenz-blatt en brief zijn dan ook vol welverdienden lof en hartelijk gemeenden dank voor de vele diensten, van deze heeren ondervonden. De Heer Kerdijk, vertellen zij, gaf Dr. Güssfeldt een bijzonderen aanbevelingsbrief mede aan den hoofdagent te Banana; hij beloofde te zorgen voor de goede overkomst van pakketten voor de expeditie; te Banana werden de reizigers door het handelshuis Kerdijk en Pincofl's allervriendelijkst ontvangen enz. enz. (1)

Als het dus waar is, dat het uitgangspunt der expeditie in het midden der Nederlandsche factorijen is gelegen, en de vruchten van 't onderzoek der binnenlandsche gewesten en handelswegen dus ook het eerst ten bate eener Nederlandsche handelsvereeniging zullen komen, dan wordt die Duitsche expeditie schier een Nederlandsche, tenzij men den bloei der Afrikaansche handelsvereeniging, zoo alleszins geschikt om te bewijzen, dat de Nederlandsche handel onder goede leiding nog wel met den buitenlandschen kan concurreeren, den bloei eener handelsvereeniging, die op onze industrie in meer dan één opzicht terugwerkt, geen Nederlandsche zaak wil noemen. (2)

(1) Ook nog weder in Correspondenz-blatt N°. 3, p. 37, schrijft Prof. Bastian: . Die Afrikaansche Handelsvereeniging ist ein ausnehmend grossariiges Etablissement und verdient einc genauere Schilderung, die ich gleichfails auf spater verschieben muss. In Folge der Empfehlungen aus Rotterdam sind inir die Herren Agenten uberall mit grösster Freundlichkeit entgegen gekommen uai meine Zwecke zu fördern und bin ich deuselben zu grossem Danke verpflichlet." Ook Dr. Güssfeldt roemt weder in zijn laatste schrijven ten zeerste die Handelsvereeniging, -deren Direktoren, die Herrn Kerdijk und Pincoffs uns mit so aussergewöhiilicher Liberaliteit ihre sammtlichen Faktoreien geöflïiet haben."

(2) Met het oog op de later gevolgde discussien en de, naar 't schijnt, onjuiste meening van prof. Dastian, geuit in het 3e Correspondenz-blatt. p. 37 (.die A. H. dehnt ihre Handelsbeziehungeu immer weiter in das innere aus und bedient sich dazu meistens der Portugiesen und Spanier")

Wij zwijgen nu maar van 't belang, dat ook Nederlandsche geleerden, geografen, zoölogen bij de wetenschappelijke resul-

maak ik gebruik van het mij gegeven verlof, en publiceer een gedeelte van een brief van den heer Kerdijk, waarin deze zijne üieening uitspreekt over hel gewicht dezer expeditie voor den handel.—.... .Uw vraag, of wij kunnen veronderstellen, dat die wetenschappelijke expeditie van groot gewicht voor onzen handel zal zijn, is zeer moeilijk te beantwoorden. — Het is ontegenzeggelijk, dat de kennis van de binnenlanden en van haar voortbrengselen van veel belang kan zijn ; van den anderen kant is het niet minder waar, dat die kennis verwachtingen opwekt, wij ondervonden zulks, die niet te bevredigen zijn. Voor den handel is bet niet genoeg de kennis te bezitten, dat produkten bestaan, doch hij behoeft wegen, vervoermiddelen, werkkrachten en het gemis daarvan zal zich zoo lang doen gevoelen, totdat het negerras uit zijn onverschilligheid opgewekt wordt. Het eigenbelang der kust-potentaten maakt het voortdringen van den handelaar in hel binnenland onmogelijk; dat is de politiek langs de kust van geheel Afrika. Die politiek heeft ook een voor den handel nuttige zijde, want de zekerheid van eigendommen is daardoor gewaarborgd; het eigenbelang der vorsten, onder wier gebied handelskantoren worden opgericht, waarborgt de zekerheid; zij begrijpen zeer goed, dat waar deze niet bestaat, de handel verdwijnt, en deze is voor hen van groot belang, danr, zooals gij weet, de kust-negers de eenige tusschenhandelaars zijn met die van het binnenland. Vergeef mij deze uitweiding, welke ik noodig had om uw vragen te beantwoorden. Voor de wetenschap zullen wij ons verheugen, indien de expeditie aan haar groolsch doel beantwoordt; voor onzen handel l,an zij wellicht eenige resultaten opleveren; tot nog toe zie ik het echter niet in." De heer Kerdijk noemt dus drie groole bezwaren, die den handel met het binnenland in den weg staan: onverschilligheid der negers, moeilijkheid der transport-middelen, eigenbelang der kust-potentaten. Zullen die bezwaren ten eeuwige dage blijven bestaan ? Ik wei-s er reeds boven op, hoe men door middel van olifanten in betere transportmiddelen wil voorzien, hoe de onverschilligheid deinegers na de afschaffing der slavernij er zeker niet op zal verergeren, evenmin als de macht der kust-potentaten er grooter op worden zal. Zeer opmerkelijk is in dit opzicht een passage uit Baslian's schrijven aan Dr. Neumaijer (Correspondenzblatt 3. p. 40.) .Der polilische Verfall dieser I.ander an der Loango-kiiste, vermehrt sich ir.it Ausdehnung des legitimen Handels, wodurch es jedem Privalmann möglich wird Reichthum und Einflusz zu erwerbcn, wahrend sich der frühere Sklavenhandel in den

Handen einzelner (der Könige und Prinzen) coucentrirte Die

Königliche Würde ist urn so bedeutungsloser, weil sie niemand annehmen will .... Die letzlen der gekrönten Könige stehen noch überall unbegraben über der Erde und man fahrt fort in ihren Namen zu regieren aber die eigentliche Gewalt liegt in den Handen reich gewordener Kaufieute oder solcher Prinzen, die noch aus früherer Zeit Vermogen besilzen."

Waarom zou dus laler van de West-kust uit met Nederlandsche waren niet kunnen geschieden, wat met de Engelsche volgens Fricke van de Oost-kust uit reeds sedert lang geschiedt, dat zij tot diep in het binnenland vervoerd worden? Het doordringen van Europeanen, die van de West-kust uit op verre na niet zoo ver kwamen, zal door deze expeditie toch zeker bevorderd worden en met de bovengenoemde oorzaken voor den handel allicht meer kunnen uitwerken dan alleen vermeerdering van kennis van 't land en zijn produkten.

4