afzetmarkten, zal aan den handel op de Kongo-en Loango-kusten tocli ook eindelijk eens een geheel ander karakter geven, heeft reeds tal van factorijen aan die kust doen verrijzen, verlevendigde de scheepvaart, en zal de negerstammen, die van de Europeanen in vroegere eeuwen alleen het schuim der natiën leerden kennen, weder in nadere en andere betrekking met de bewoners der kusten brengen. Ook zal de invoer van jonge olip!ianten, zooals Petherick en Petermann aanraden, (1) allicht eenigszins het gemis aan lastdieren vergoeden, en het transport op de hoofden en schouders der negers kunnen vervangen.

Nog moeten wij, ten opzichte van den handel, op een eigenaardigheid dier Kongo-kust wijzen. Het is bekend, dat de Portugeezen van uit die kust in vroegeren tijd uitgestrekte handelsrelatiün met de binnenlanden aangeknoopt hebben. Weder aanknoopins van die door den slavenhandel verbroken, maar nog geenszins geheel verloren gegane verbindingen kan door deze expeditie van deze kust uit uitstekend geschieden, en des te beter, naarmate zij een meer merkantiel karakter aanneemt. Zeer interressant is in dat opzicht de briefwisseling, welke een Duitsch koopman, Fricke, met Dr. Petermann gevoerd heeft, opgenomen in de Mittheiluvr/en van dit jaar. Hoewel de heer Fricke zijn handelshuis te Oporto heeft gevestigd, reiken zijn handelsverbindingen in Afrika van de Oostkust af tot ver voorbij Z umbo en den Kafoëe, van de westkust af tot Cassange bij den Quango, een der zijtakken van den Kongo. Twee van Fricke's handelsvrienden, Ferraz en Correia, die zich ongeveer 19 jaar in die streken ophielden, hebben hem in gesprek, brief en geschrift mededeelingen gedaan aangaande den belangrijken handel, die in de binnenlanden heerscht, zoodat de Engelsche waren van Zanzibar uit tot Zumbo gaan. Zoowel Fricke als Ferraz en Correia zijn dan ook van meening, dat de nieuwe expedities vooral een merkantiel karakter moeten dragen, dat men niet, zoo als Livingstone deed, in qualiteit van zendeling of consul reizen moet, maar met behulp van kooplieden, in qualiteit van koopman, dewijl dit goedkooper is en de achterdocht der negers wegneemt, en ten behoeve van kooplieden.

In dien zelfden geest schrijft dan ook de bekende Petherick, en Dr. Kouer verzekert mij in zijn brief uitdrukkelijk, dat het Afrikaansciie gezelschap met zijii expeditie dien weg op wil. //De uiteinden der handelswegen aan de kust," schrijft hij, //kent //de handelaar, maar de handelswegen zeiven en de binnenlandsche //gewesten, welke de handelsproducten leveren, kent hij niet;

(1) Geogr. Miltheil. 1873, 72 en 192. «Unserem Vorschlag (Verwendung vnn Elephanteu bei der Kongo-expedition) haben nicht blosz ausgezeichnete Deutsche Africa-Reisende und Gelehrte beigestimmt, sondern auch erste Autorilaten des Auslandes u. a. der Englander Petherick." ■Der Gedanke," schrijft Petherick, «Elephanten für diese Reisen zu verwenden, kam mir schon in 1861 der Africanische Elephant kann

eben so leicht und gut dressirt werden als der Asiatische." —

//deze hoopt hem de geograaf te doen kennen, en hem zoodoende //nieuwe bronnen voor zijn handel te openen. Met die bedoeling //is onze expeditie uitgezonden." Zoo ergens, dan blijkt dus hier, dat de geografie, wat de geachte voorzitter van ons Genootschap zoo goed in zijn openingsrede uiteenzette, een praktische wetenschap is, dat zij op de grens van theorie en praktijk, van de wetenschap en het praktische leven staat. Geen wonder dan ook, dat zulk een ontwikkeld handelaar als de heer Fricke de geografische expeditie, de wetenschap gaarne in alles ten dienste wil zijn. Hij noemt de bruikbaarste en veiligste wegen, en schrijft ten slotte: «Was ich an Einflusz in Africa besitze «steht Ilinen zu Diensten; auch bin ich gern bereit durch eine //Beisteuer der Expedition zu helfen, sowie ich Ihnen die kos«tenfreie Besorgung der etwaigen Geschafte in Loanda zusage."

Wij voegen hier terstond met een gevoel van nationalen trots bij, dat onze Afrikaansche Handelsvereeniging te Rotterdam in niets bij den Duitscher achterstaat. Daarover echter straks meer.

Wij meenen den lezer thans te hebben aangetoond, dat de expeditie van 't Afrikaansche Genootschap te Berlijn in alle opzichten een belangrijke kan worden, 't Wordt meer dan tijd hem aan te toonen, dat zij dat ook in 't bijzonder voor Nederland mag heeten.

b. De beteekenis der expeditie voor Nederland.

Wij wezen er boven op, dat factorijen verrezen waren op de kust, waar vroeger de slavenhandel volgens Reade het schoonst bloeide, (Z. ƒ. E. 1873 p. 126.) Onder die factorijen bekleeden de Nederlandsche, ik moet zeggen de Rotterdamsche, een eerste plaats. In 1871 bezat de Afrikaansche Handelsvereeniging daar, zooals de heer Robidé v. d. Aa in zijn uitstekende //Afrikaansche studiën" aantoont, reeds 10 factorijen met 38 handels-bedienden (Europeesche) en 19 werklieden, bracht voor een waarde van ƒ 1,550000 te Rotterdam aan de markt, en voerde 12 ton uit, waaronder voor 7j aan Nederlandsch fabriekaat, vooral uit Twenthe.

«De belangrijkheid onzer vestigingen aan de kust," schreef ons de heer Kerdijk voor eenige dagen, «is sedert onze mededeelingen aan den heer v. d. Aa nog zeer toegenomen. Vijftig employés, dertig machinisten en werklieden en twaalf gezagvoerders en stuurlieden der kust-stoombooten en schoeners maken thans het Europeesch personeel uit." (1)

Uit de officiëele Engelsche handelsstatistiek kan men dan ook zien, dat de liandelsomzet dezer Afrikaansche Handelsvereeniging ongeveer evenveel bedraagt als die van al de Engelsche huizen op de kusten van Loango, Kongo en Angola. De Duitsehers staan

(t) Gelukkig is hel klimaat voor Europeanen niet schadelijk. «Hollander", vertelt l)r. liastiau, «welche an dem bezeichneten Theil der Küste (Banana-Chinsonso) schon seit 6—7 Jaliren leben, sehen sehr gesund aus. Was mich persönlich betrilïl, so habe ich mich nie besser and woliler befunden als jetzt in Africa." (lïerl. Börsen Zeit. 21 December.)