n zich de expeditie nu ook al in een krisis bevindt," schrijft hij, i' en de toekomst donker schijnt, 'k heb het vaste vertrouwen, «dat- alles weder goed zal gaan. Naar 't zuiden ga ik. — Ver//trouw op mijn standvastigheid. Dat is alles wat ik vraag!"

Het bestuur van het Genootschap deed dan ook terstond alles, om de geleden verliezen te vergoeden, den reizigers nieuwe instrumenten en een nieuwe uitrusting te bezorgen en de assurantiegelden (1000.6) uitbetaald te krijgen. Het laatste was minder gemakkelijk, doch gelukte toch eindelijk, door medewerking van het Ministerie van Buitenl. Zaken; tot het eerste hielp de Duitsche keizer mede door een cadeau van 100 getrokken buksen. Het Bestuur mocht voor zijn moeite de voldoening smaken, dat kort daarna berichten van behouden aankomst der reizigers ter kust van West-Afrika inkwamen. Dr. Giissfeldt en von Hattorf bereikten tegen het eind van Juli 1873 met de //Benin" Banana. Dr. Bastian was met von Gerschen reeds veel eerder, in het begin van Juli, te Cabinda aangekomen, en had den tijd vóór Dr. Güssfeldt's aankomst gebruikt, om uitstapjes te maken en verkenningen te doen, o. a. naar Chicambo, waar hij zich reeds midden in het gorilla-land bevond. Op de resultaten dier zeer belangrijke uitstapjes komen wij later terug.

Den 5en Augustus kwamen Dr. Bastian en Dr. Güssfeldt te Landana (5° 13' 9" Z. Br.), om verder plannen temaken. Het resultaat hunner overleggingen was, dat nog vóór het begin van den regentijd (einde van October, begin van November) geen reis naar het binnenland kon ondernomen worden, dat men veeleer een rustpunt moest kiezen, van waar als operatie-basis, de expeditie zou uitgaan en dat men daarvoor zou nemen Chinsonso of Chinchoxo, iets ten n. van de Kacongo-monding gelegen, en van waar uit direct verkeer met het binnenland bestaat. Daar werd ook een huis ingericht. (1) Prof. Bastian, die, zooals wij boven zeiden, slechts naar Afrika vertrokken was om alles voor de expeditie in gereedheid te brengen, had zich reeds voor zijn terugreis naar Europa gereed gemaakt, toen men het gerucht vernam, dat Livingstone van het oosten uit tot in de buurt der westkust gekomen was. Bevestigde zich dat gerucht, naderde Livingstone den Kongo, dan zou het plan der expeditie allicht gewijzigd moeten worden en daarbij had men Bastian's raad noodig. Hij bleef dus nog. (2)

(1) Van dat station geeft Dr. Güssfeldt in zijn brief aan het bestuur van 't Afrikaansche Genootschap de volgende beschrijving:

»In Chinsonso befindet sich nur eine hollandische Fakforei und unsere Station; der Giund und Boden bildet einen Rechteck von T't nnd 82 Schritt Lange, von einen) Rambuszaun eingefasst. Das kleine Hauschen, nur aus Mattenwanden bestehend, und ungedielt, bedarf der Reslauration; das Beste ist die frische und gesunde Lage und die Nahe guten Trinkwassers; auch kommen nach Chinsonso Neger direct aus dem Innern."

(2) Bij 't corrigeeren der proeven verneem ik, dal dil gerucht later

valsch bleek te zijn. Dr. Bastian is korl daarop dan onk naar Europa leruggekeerd, heeft met den heer Kerdijk te Rotterdam kennis gemaakt, en

Inmiddels heeft het Bestuur van het Afrikaansche Genootschap de expeditie nog weder belangrijk versterkt. Tegen het einde van Augustus toch zijn, van alles goed voorzien, naar Chinsonso op reis gegaan de H. H. Dr. Falkenstein, Otto Lindner en Soyaux. Dr. Falkenstein zal als de medicus der expeditie de reis medemaken; Otto Lindner is een uitstekend geweermaker, en zal ook overigens bij de herstelling der wetenschappelijke instrumenten zeer goede diensten kunnen bewijzen; Soyaux, door Dr. Schweinfurth sterk aanbevolen, wien hij bij 't rangschikken van zijn herbarium heeft geholpen, zal als botanicus en zoöloog het expeditiepersoneel aanvullen en versterken, daar de kuststreek, zooals Dr. Koner ons schrijft, //ein übsraus reiches naturwisssnschaftliches Material bieten soll".

II.

Uit een en ander zal den lezer dus gebleken zijn, dat van deze expeditie, met zooveel zorg en overleg begonnen, vóór zooveel jaren op touw gezet, door zoo uitstekende geleerden geleid en aangevoerd, terecht voor het onderzoek van CentraalAfrika iets mag verwacht worden.

Is dat nu echter een zaak van zooveel beteekenis?

Van hen, die in DuitscMand voor de expeditie inschreven, zijn ruim 503/o bankiers, kooplieden en industrieelen, behooren zeer velen tot de beschaafde middenklasse, en betrekkelijk maar zeer weinigen tot de geografen van beroep.

Welk belang hebben dan toch die niet-geografen, dat groot aantal handelaars en industrieëlen, die in Duitschland de expeditie zoo krachtig ondersteunen, welk belang eindelijk heeft dan toch dat geheele beschaafde publiek, 'twelk in Duitscliland in deze zaak zoo levendig belang stelt, bij het onderzoek van Centraal-Afrika ?

'k Zou durven beginnen met de bewering, dat meerdere of mindere belangstelling in dergelijke expedities niet enkel nauw samenhangt met onze kennis en onze algemeene ontwikkeling, maar ook wel degelijk een kwestie van smaak mag heeten.

De lezer herinnere zich den trek, ons reeds als kinderen eigen, om een geheimzinnige deur van een afgelegen, afgesloten kamertje te openen, een eenzame laan in een bosch, een onbekenden weg op te gaan. Die trek wordt naderhand, wat Petermann in de voorrede zijner Mittheilungen noemt, de zucht, den mensch als 't ware ingeplant, om de planeet, welke hij bewoont, in haar geheel, en voorts geheel en al te leeren kennen. Wie

uilte bij die gelegenheid zijn beste verwachtingen ontrent den uitslag der expeditie. Overdensland der expeditie heeft hij den 13 December te Herlijn gelezen. Van die lezing geven de ■Weser 7Jg" en de -Morse des l.ebens" (feuilleton der berliner Börsen-7eitung) in hun nos. van 17 en 21 December versla». De belangrijkste bijzonderheden, in die lezing medege» deeld, waren reeds in de Correspondenz-blatter opgenomen.

3*