voorgaande dorp, bloeiend door den aanbouw van buitens, aan welke omstandigheid ook het kleine Rijsenburg zijn dichte bevolking te danken heeft. Eindelijk aan den Z. O. hoek het stadje Ehenen met een goed bevolkt uitgestrekt platland, vooral aan de noordzijde van de heuvelreeks.

De 30 daarop volgende gemeenten met meer dan 50 zielen per 100 H. A. verdeelen zich over alle soorten van gronden; veeteelt en landbouw, veenderij en visscherij zijn in dit 30tal vertegenwoordigd.

Vreemder is de verspreiding der 12 het minst dichtbevolkte gemeenten. Oudenrijn en enkele westelijker gelegen plaatsen zijn stellig op den vruchtbaarsten bodem van het gewest gelegen, en toch behooren zij tot dezelfde klasse als de in dit opzicht misdeelde gemeenten Leersum en Maarn; even bevreemdend is het Eemnes en Houten in deze cathegorie aan te treffen. Waarlijk de betrekkelijke bevolking hangt niet altijd samen met de meerdere of mindere deugdzaamheid van den grond, al is deze gemeenlijk een gewichtige factor, maar in de provincie Utrecht heeft niet alleen de nijverheid (te Yeenendaal) of de visscherij (te Spakenburg) soms een sterke agglomeratie ten gevolge gehad, ook de mode is er een drijfveer om bloeiende gemeenten te scheppen; zie hier hoe dit is te verklaren: oudtijds in den bloeitijd der republiek waren de boorden van de Vecht, ran Utrecht tot Abcoude een aaneengeschakeld lustoord, dat een Europeesche vermaardheid genoot wegens de keur van vriendelijke, boschrijke buitengoederen aan de kooplieden der groote steden toebehoorende. Van al die heerlijkheid zijn nog slechts enkele sporen overig; de verkorting der afstanden, nog meer het besef dat men op hooger zandgrond gezonder woonde, dat het dwalen over veld en heuvel, door bosch en struweel meer met het ware buitenleven overeenkwam, dan het wandelen langs rechte vaarten en sierlijke bloemperken, heeft duizend villa's en buitengoederen in 't leven geroepen aan de boomrijke hellingen van het diluvium, en thans zal geen mensch van goeden smaak ergens anders een landverblijf durven stichten of betrekken dan in de mode-kwartieren, welke trouwens op hun beurt werkelijke lustoorden zijn geworden.

Het is thans tijd dat wij onze blikken iets verder richten door de betrekkelijke bevolking van de onderdeelen der gemeenten in oogenschouw te nemen; daartoe zal kaart II ons den weg wijzen. Wij vinden er de grenzen der gemeenten op terug, maar tevens als 't ware een ontleding der bevolking in steden, kerkdorpen en aanzienlijke buurtschappen; door verschillende signaturen zijn de onderscheidene agglomeratiën aangeduid, van beneden 200 zielen tot boven 1500 zielen in 6 cathegoriën.

Tevens vermelden wij er de totale bevolking van elke gemeente op, en wijzen bijvoorbeeld op Mydreclit in het N. W. met 2998 inwoners, verdeeld over het hoofddorp Mydreeht (4—600 inw.) en de kleinere dorpen en buurten: Bozenhoven, Zevenhoven, den Hoef en Mennonietenbuurt (ieder 2—400 inw.) en Kromme Mijdrecht (beneden 200 inw.), terwijl de aan het totaal ontbrekenden verspreid wonen langs wegen of vaarten. Ten einde de wijze van bewoning der verschillende gemeenten nog duidelijker voor te stellen, voor zoover dit althans op zulk een kleine schaal kan geschieden, zijn de onafgebroken reeksen van landhoeven enz. door een dubbele rij fijne stipjes aangeduid. Men ziet op de kaart, dat die wijze van gezellig samenwonen, grootendeels in 't westen en zuiden van dit gewest te huis behoort; dat gedeelte is trouwens het meest doorsneden door sloten en vaarten. In de overige deelen der provincie bezitten de meeste dorpen kommen, grootendeels nog al geconcentreerd rondom de kerk, maar elders ook weder tamelijk verspreid, en dan door een wijden cirkel van stippen aangeduid; vooral oorden met veel buitengoederen zijn daaraan te herkennen.

Om de schaars bewoonde gedeelten der gemeenten nog beter te kunnen onderscheiden, gaven wij in kleuren aan, welke streken aan veeteelt of landbouw zijn gewijd, waar de grond met opgaand hout (bosch) is bedekt, en eindelijk de woeste gronden.

Op de kaart komen de spoorwegen voor, die dit gewest in ruime mate in alle richtingen doorkruisen; in evenredigheid is het net der kunstwegen niet minder aanzienlijk, en daaraan paart zich een uitgebreid stelsel van waterwegen met levendig stoombootverkeer. Dat geen enkele gemeente zonder kunstwegen is, en dat zelfs alle eenigermate belangrijke buurtschappen onderling verbonden zijn door zulke wegen, kan men lichtelijk opmaken uit het feit dat op 100 H. A. ruim 400 meter kunstwegen komen; voeg daarbij op dezelfde oppervlakte ruim 100 meter waterweg en 100 meter spoorweg, dan blijkt daaruit, dat Utrecht in dit opzicht niet misdeeld is, in Nederland slechts door de beide provinciën Holland overtroffen wordend, en in het buitenland vermoedelijk schaars geevenaard, behalve in enkele zeer bedrijvige industrie-centrums.

Zonder dat wij door deze studie tot een bepaalde conclusie geraken, vertrouwen wij, dat zij wellicht zal opwekken om meer en meer zorg te wijden aan een nauwgezette navorsching, hoe de betrekkelijke bevolking zich over het land verdeelt, en althans in 't licht zal gesteld hebben, dat men ter juiste beoordeeling van de waarde van zulke cijfers veel meer noodig heeft te weten dan de hoegrootheid der beide hoofdfactoren grootte en bevolking.