Provinciën. j Hektaren. Bevoiking. Gemeenten.

Noord-Brabant. I 512796 428872 185

Gelderland. 508659 432693 116

Zuid-Holland. 300566 688204 197

Noord-Holland. 271560 577436 133

Zeeland. 176266 177569 112

Utrecht. 138451 173556 72

Friesland. 327480 292354 43

Overijsel. 332220 254051 61

Groningen. 229226 225336 57

Drente. 266277 10o637 33

Limburg. 220502 223821 12o

Hieruit mag men opmaken dat gemeenten, welke een bevolking bezitten van meer dan 100 zielen op elke 100 hektaren zeer goed bevolkt zijn, vooral wanneer er geen aanzienlijke stedelijke bevolking onder ressorteert; er zijn 17 zulke gemeenten in Utrecht.

Met een bevolking van 75 tot 100 zielen per 100 H. A., voor plattelandsgemeenten nog vrij dicht bevolkt, zijn er 13.

Meer dan 50 tot 75 zielen tellen 30 andere gemeenten.

Eindelijk blijven er 12 over met minder dan 50 zielen per 100 H. A., hetgeen nog altijd een niet onbelangrijke bevolking is, wanneer men zich herinneren wil, dat Polen, Portugal, Mecklenburg, Oldenburg en de provincie Pruisen, landstreken zijn, die in dezeltde cathegorie vallen.

Een blik op kaart I leert ons de ligging dier verschillende gemeenten kennen, en men zou geneigd zijn de gevolgtrekking te maken, dat die verdeeling al zeer grillig is uitgevallen. De dichtheid schijnt zich niet te storen aan den loop der rivieren, evenmin aan de soort van gronden, bijna niet aan hooger of lager

ligging- n ,

Toch lokten de vruchtbare rivierklei en de gemakkelijk bebouwbare lage veengronden in sommige oorden de meeste bevolking tot zich, gelijk wij vooral langs de Yecht kunnen opmerken, maar daarentegen bleven de kostelijke streken bij ■ en ten zuiden van den Ouden Rijn verre beneden het gemiddeld cijfer. Op en aan het bijna onbebouwbare gemengd-diluvium liggen sterk bevolkte gemeenten, zooals het veel handzamer zanddiluvium er geen aanduidt. Het is onze bedoeling dit toetelichten, en juist daarom bepaalden wij ons tot één enkele provincie, in het vertrouwen, dat die nadere beschouwing dan toch leerzaam genoeg kan zijn.

In het noorden vinden wij eenige zeeklei, meest vruchtbare weilanden.

De rivierklei volgt met breede stroken den loop der rivieren in het westen en zuiden, en beslaat ook het geheele centrum der provincie; hoe hooger de bodem wordt, des te meer plaats ruimt het weiland in aan den bouwgrond.

De lage-veen gronden zijn daarentegen bijna uitsluitend aan i de veeteelt gewijd.

Het zand-diluvium beslaat een groot deel van het oostenen noorden, en is grootendeels in goed bouwland herschapen; ten N. van de hoofdstad is het zelfs met goed gevolg in weiland omgezet, elders weder met bosch bezet.

Het gemengd- of grind-diluvium is minder dankbaar van aard, en de dennen-kuituur is hier het winstgevendst; aan de zuidelijke helling van dien hoogen bodem prijken ook heerlijke bosschen van loofhout, met name beuken, slechts op zeer enkele plaatsen, vindt de ploeg hier een geschikten grond; in 't zuidoosten treft men toch enkele tabaksplantages aan.

Een groot deel der zandstuivingen ligt ongebruikt, maar ten Z. O. van de hoofdstad heeft men er toch met goed gevolg bosch op aangelegd; evenzoo is het gesteld met het hooge veen.

Alleen in het noordwesten wordt in en om de daar aanwezige veenplassen turf gewonnen; deze is van uitnemende hoedanigheid, maar de hoeveelheid vermindert steeds. Er zijn plannen aanhangig om al die plassen droog te maken; al zeer spoedig zal de plas ten N. van Waverveen in een polder herschapen zijn, terwijl de als moeras aangeduide vlakte onder Tienhoven en Maarseveen reeds jaren lang is ingepolderd, maar door ongehoord sterken aandrang van wellen vooreerst nog niet droog gehouden kan worden ; dat lapje grond heeft reeds tonnen gouds verslonden.

De overige lage veenen zijn volstrekt, niet bestemd tot verveening: zij leveren niet alleen kostelijke weiden, maar ook voordeel afwerpende rijshout- en akkermaalbosschen en tuinbouw op.

Kesumeerende zien wij, dat ruim de helft der geheele provincie uit wei- en hooiland bestaat; een vijfde is bouwland, bijna ri boschgrond, ongeveer , ï woest of onbebouwd; wegen en wateren nemen het overige deel in.

De 17 dichtstbevolkte gemeenten vinden wij vooral op de rivierklei en het lage veen; Zeist, Amersfoort en Veenendaal zijn eigenlijk de eenige uitzonderingen. Amersfoort erlangt dien hoogen rang door de stedelijke bevolking; Zeist is een uitermate bloeiend dorp met eenige industrie, maar in wijden kring omgord met groote en kleine buitenverblijven, die zich allen in het zuiden concentreeren, terwijl het gemengd diluvium in het N. en O. bijna niet bewoond is; — Veenendaal is een bepaald fabrieksdorp: katoenspinnerijen, weverijen en wolspinnerijen riepen hier een schamele bevolking bijeen.

Veel meer verspreid zijnde 13 gemeenten, welke 75—100 inw. op elke 100 H. A. tellen, toch komen de meesten voor in de lage westelijke streken, maar geheel geïsoleerd liggen: Baarn in het noorden, grootendeels gemengd diluvium, doch sterk gezocht wegens de liefelijke natuur; bosschen en buitengoederen wisselen elkander af op het golvend terrein. Midden in de provincie ligt Driebergen grootendeels op zeer schralen grond, maar evenals het