de krijgsman, de landverhuizer, de reiziger hebben, zoowel als de onderwijzer, aan haar kennis groote behoefte. Laat ons trachten zooveel mogelijk de verschillende behoeften van die allen te bevredigen; laat ons trachten het zoo te doen, dat wij allen tot deelneming opwekken en in de algemeenheid der deelneming nieuwe krachten putten, om voor allen meer en meer nuttig te zijn. Terwijl ik het betreur dat zoovelen, die ons hun belang-

I! stelling betoond en het lidmaatschap aanvaard hebben, verhinderd waren deze vergadering bij te wonen, heet ik u allen die deze samenkomst met uw tegenwoordigheid vereert, dubbel welkom. Moge onze arbeid in dit uur rijk in goede en zegenrijke vruchten zijn! Ik verklaar de eerste algemeene vergadering van het Nederlandsch Genootschap voor Aardrijkskunde geopend.

NEDERLAND S BEVOLKINGS DICHTHEID,

DOOR

J. KUYPER.

Moge de studie der météorologie gebaat worden door het opsporen en doorvorschen van vroeger totaal onbekende landen, mogen jagers en visschers zeer verheugd zijn geen concurrenten van het menschelijk geslacht aan te treffen bij hun tochten in afgelegen oorden, tocli blijit het een waarheid, dat de mensch eerst leven schenkt aan een geografisch beeld, en dat de bevolking van een land het gewichtigste onderdeel der studie van de aardrijkskundigen is.

Wij kennen geen land, wanneer wij geen kennis gemaakt hebben met zijn bewoners, en iedere stap, dien wij doen om iets meer van die bewoners te weten, brengt ons nader tot het doel, om de aarde in al haar volheid te leeren kennen.

Onzes inziens behoeven wij daar niet altijd verre reizen voor te ondernemen; rondom en nevens ons valt veel op te merken, en wij stellen ons voor dit duidelijk te maken in deze beknopte studie, welke zich op het gebied der bevolkings-dichtheid beweegt. Dat belangrijke deel der geografie is een nog bijna onontgonnen veld: alleen de grenzen van het veld zijn opgenomen en vastgesteld, maar de greppels, welke de eigentlijke ontginning moeten voorafgaan, zijn nog nauwlijks gegraven! Waarlijk niet uit gebrek aan belangstelling, noch uit gebrek aan lust en ijver, maar meer dan waarschijnlijk uit overdaad van stof; met andere woorden, omdat het veld te groot is.

Gedachtig aan het spreekwoord //qui trop embrasse mal étreint", verbeelden wij ons, dat het kleine Nederland wellicht beter dan eenig ander land geschikt is, om eens nauwgezet te onderzoeken, hoe het er bij nader beschouwen uitziet met de betrekkelijke bevolking; of er redenen zijn op te geven, waarom de dichtheid op zeer naburige plaatsen zoo veel verschilt, sn

vooral om den aandachtigen beschouwer der bijgevoegde kaartjes in de gelegenheid te stellen kennis te maken met de grillige wijze, waarop de bevolking zich over het land verdeelt.

Ten einde niet te veel te vergen van het geduld, hebben wij een keuze gedaan uit de provinciën van het Koninkrijk, en die keuze gereedelijk bepaald op 1 trecht, dat in de eerste plaats in aanmerking moest komen, om de volgende redenen:

1. Utrecht is het hart des lands.

2. de bodem is deels zeer vruchtbaar in de lage streken, en in de hooge streken voor een goed deel zeer onvruchtbaar.

3. de bevolking behoort tot de drie hoofdstammen, welke Nederland bevolkten: de Friezen in het noorden en westen, de Franken in het zuiden, de Saksers in het oosten tot aan de rivier de Vecht, slechts zelden die westelijke grens overschrijdende. (1)

In Nederland wonen op 3,283998 hektaren, volgens de laatste lOjarige volkstelling, 30 Nov. 1869, 3,579529 inwoners, in 1134 gemeenten; derhalve 109 inwoners op elk honderdtal bunders. In Utrecht is die verhouding wel eenigszins anders, maar toch wijken de hoofdgetallen niet zoo veel af als in vele der andere gewesten, gelijk wij uit deze tafel zien kunnen.

(1) Wij laten natuurlijk het opstel in het Ausland No. 12 van 1873 geheel in zijn waarde, maar wenschen alleen te vermelden dat grondige beoefenaars der historie des vaderlands tot heden aan geen Kelten hebben gedacht, maar vrij juist de grenzen der drie genoemde volkstammen weten aan te duiden, zich daarbij grondende op bouwwijze, gebruiken en andere ethnografische kenteekenen.