resultaten, door de expeditie voor de wetenschap en de kennis van nieuwe handelsprodukten te verkrijgen. De voorzitter, de discussiën resumeerende, wijst op het feit, hoe de opinies der H. H. Kerdijk en Kan in hoofdzaak weinig van elkander verschillen, en brengt hulde aan de bereidwilligheid, door de H. H. Kerdijk en Pincofi's in 't belang der wetenschap betoond. Op voorstel van den heer Versteeg werd ten slotte besloten, dat het bestuur nog nader zoude onderzoeken, of de kas van het genootschap in Maart geldelijken steun van het //Africanische Gesellschafl't" zoude toelaten. Inmiddels werden reeds nu door verscheidene leden belangrijke bijdragen ten behoeve van dat genootschap gestort.

Vervolgens hield de heer P. H. Witkamp, een voordracht over de leemten, die men dagelijks in de kennis van de Nederlanden kan opmerken. Spreker bracht vele voorbeelden bij, hoe op de meest verdienstelijke kaarten, zelfs op de kaarten van het topografiseh bureau, en in de zaakrijkste werken die leemten doorschemeren. Wie zou kunnen denken, dat de volgende beschrijving van den Eijnloop van de hand was van Jan Wagenaar?

//I)e Eijn ontspringt in het Zwitsersche gebergte, omtrent een uur achter het dorp Hinder-Rijn, aan den voet van een hoogen berg Glitscher gelieeten."

Wie, dat in het jaarboekje op last van Koning Willem 1 uitgegeven (het jaarboekje van Lobatto), Meppel wordt aangewezen als in Overijsel, Coevorden als in Groningen gelegen?

Tot de gevolgen dier onkunde behoorde het vernielen van merkwaardige overblijfselen der oudheid. Aan niets dan aan die onkunde was het te wijten, dat de graaf de Montalembert —■ helaas, met recht! — van het wandalisme van het Nederlandsch gouvernement kon spreken, daar de minister Six van Oterleek, in Augustus 1820 een der heerlijkste kasteelen van Middel-Europa, het schoonste na dat te Heidelberg, en dat wel de wieg en bakermat der Nassau's in de gezamenlijke Nederlanden, het slot te Vianden namelijk, voor de nietige som van nog geen 3000 gulden aan een slooper overgaf!

Het was dezelfde onkunde, die op dit oogenblik, een gedenkteeken in de nabuurschap van Roermond vernielde, dat daar bijna negentienhonderd jaar ongedeerd had gestaan, den grootsten tumulus of grafheuvel, dien het koninkrijk ooit heeft bezeten, den Drususberg, tusschen Merum (het oude Mederiacum) en Ooi. Van dien tumulus worden thans steenen gebakken, //want," voegde een landman eenige dagen geleden den spreker toe: »die aard is uitmuntend voor brikken."

Met een krachtige opwekking aan de hoorders besloot de spreker zijn mededeeling.

Naar aanleiding van het bespreken door den heer Witkamp van de kaarten van het topografisch bureau, ontstond een gedachtenwisseling tusschen spreker en den lieer Rodi de Loo. De laatste sprak de meening uit, dat op de nieuwere bladen

der kaarten allicht veel minder onnauwkeurigheden voorkwamen. Toen de heer Witkamp verklaarde ze ook daarop aangetroffen te hebben, (b. v. met koolzaad begroeide streken nog als met water bedekt voorgesteld) wees de heer Rodi de Loo op den tijd, die soms tusschen de vervaardiging en de uitgave der kaarten moest verloopen en op de moeilijkheid van 't aanbrengen van gedeeltelijke veranderingen.

De Heer Witkamp beaamde dit laatste, en zou daarom ook wenschen, dat gecorrigeerde bladen geheel nieuw werden gegraveerd, en niet de oude steen werd gebruikt. Overigens bracht hij hulde aan die zoo net uitgevoerde kaarten, welke hem op zijn uitstapjes door het vaderland een bijzender genoegen gegeven hadden.

Thans was aan de orde het doen van mededeelingen en de behandeling van vraagpunten. De heer G. Kolff van Leiden, opende die op hoogst aangename wijze, door het Genootschap ten geschenke aan te bieden den Algemeenen Atlas van Nederlandsch-Indie, samengesteld door de H. H. P. Baron v. Melvill van Carnbeé en W. F. Versteeg. Spreker bracht daarbij een warme hulde aan de nagedachtenis van eerstgemelden vervaardiger, den zoo verdienstelijken geograaf, die ongetwijfeld de oprichting van het geografisch Genootschap met de warmste belangstelling zou begroet hebben. — Het geschenk werd door de vergadering met toejuiching aanvaard.

De Heer Dr. C. Leemans wenseht, naar aanleiding van het voornemen, dat de leden hebben om na afloop der vergadering het ethnologiseh museum te bezoeken, de aandacht der bezoekers reeds vooraf te bepalen bij het ontoereikende en ongeschikte der localen, waarin zich thans de verzamelingen bevinden. Hij geeft den wensch te kennen, dat het Genootschap hem krachtig moge ondersteunen in zijn pogingen, om hierin verbetering te brengen. Nadat de H. H. J. K. J. de Jonge, de Voorzitter en de Heer Leemans daarover nader van gedachten hadden gewisseld, en o. a. herinnerd was aan het plan, om bij de oprichting van een nieuw academiegebouw daarin verbetering aan te brengen, (wat echter, naar het oordeel van den Heer Leemans, de zaak te veel op de lange baan zoude schuiven), werd besloten, dat het door den Heer Leemans geopperde denkbeeld nader door het Bestuur in overweging zou genomen worden.

Prof. van de Sande Bakhuyzen berichtte namens de commissie, welke naar het eiland Réunion zal gezonden worden, ten einde daar den overgang van Venus over de zon waar te nemen, dat zij zich volgaarne, tijdens haar verblijf op dat eiland, zooveel haar bezigheden zouden toelaten, beschikbaar stelde om vragen uit het gebied der aardrijkskunde, die het Genootschap haar mocht voorleggen, te beantwoorden. Het Bestuur verklaart zich dankbaar voor dat heusehe aanbod, zal gaarne onderzoeken, welk nuttig gebruik van de zending zou te maken zijn, en verzoekt bij het aan de hand doen van