Geschiedenis van het ontstaan en 't in werking treden van het AARDRIJKSKUNDIG GENOOTSCHAP,

gevestigd te AMSTERDAM,

Opgericht den 3™ Juni 1873.

In het midden der maand Februari 1873 werd door de H. H. Dr. H. F. E. Hubrecht, Directeur der Handelschool, te Amsterdam, Dr. C. M. Kan, Leeraar aan de H. B. S., te Utrecht, A. van Otterloo, Leeraar aan de Handelschool, te Amsterdam, en N. W. Posthumus, Leeraar aan de H. B. S., te Amsterdam, tot verschillende bekende beoefenaars van, en belangstellenden in aardrijkskunde een schrijven gericht, waarin zij te kennen gaven, dat zij het initiatief hadden meenen te moeten nemen tot de oprichting van een geografisch Genootschap in Nederland, ten einde de ontwakende belangstelling in de aardrijkskunde aan te wakkeren, en daardoor die kennis te vermeerderen, waarvan o. a. handel, scheepvaart, industrie, kolonisatie en emigratie de vruchten konden plukken. Zij hadden zich vóór het bijeenroepen eener algemeene vergadering, daarom tot enkele personen gewend en dezen uitgenoodigd een comité te willen vormen, dewijl zij het voor den spoedigen en geregelden gang van zaken wenschelijk achtten, dat men zich vooraf over de beginselen en voornaamste bepalingen van een concept-reglement verstond. Dat concept-reglement zou ter , eerste algemeene vergadering als leiddraad bij de discussiën kunnen dienen, en de leden van het comité zouden als voorloopig bestuur kunnen fungeeren. — Die uitnoodiging werd allerwege zeer gunstig opgenomen, en reeds den 2en Maart kwam het comité te Amsterdam in het lokaal Diligentia bijeen. Tegenwoordig waren de H. H. Prof. P. J. Veth, te Leiden, die op verzoek der uitnoodigers zich welwillend met de leiding der vergadering belastte, P. J. Bobidé van der Aa, te 's Hage, A. B. Blommendal, Chef der hydrografie, te s Hage, Dr. I. DornseiHen, lc Praeceptor aan het gymnasium te Amsterdam, M. H. Jansen, Oud-Kapitein ter Zee, te Delft, M. J. A. Masthoff, Leeraar aan de H. B. S., te Delft, Dr. D. J. Steyn Parvé, Inspecteur van het M. O., te 's Hage, Mr. B. H. Pekelharing, Leeraar aan de H. B. S., te Zutfen, P. H. Witkamp, te Amsterdam, alsmede de 4 bovengenoemde H. H., welke de vergadering hadden bijeen geroepen. Verhinderd waren ter vergadering op te komen, ofschoon de uitnoodiging volgaarne door hen was aangenomen, de H. H.

J. Kuyper, Ontvanger, te 's Haae, Dr. M. 1'. Lindo. InsDecteur

van het L. O. v. Z.-Holland, te 's Hage, H. C. Bogge, Predikant, te Leiden, en Mr. N. J. den Tex, Secretaris der Kamer van Koophandel, te Amsterdam. Het resultaat der besprekingen van het comité was de vaststelling der beginselen van een concept-reglement, 't welk op de eerste algemeene vergadering zonder belangrijke wijzingen tot den rang van definitief-reglement werd verheven. Het kan den lezer van het tijdschrift en de leden van het Genootschap, welke niet in de gelegenheid waren deze eerste vergadering bij te wonen, niet onverschillig zijn iets meer te weten aangaande de beginselen, welke het comité bij het vaststellen van het concept-reglement hebben geleid. Wij willen dus uit de discussiën, ter comité-vergadering gehouden, datgene overnemen, waardoor het gewenschte licht over die beginselen kan worden verspreid. — Ook de geest, waarin het Genootschap volgens het gevoelen der oprichters zal dienen werkzaam te wezen, kan er uit gekend worden. Bij 't bespreken der plaats, waar het Genootschap zoude gevestigd worden, werd er door verscheidene sprekers op gewezen, hoe deze nauw samenhing met het doel, 't welk men zich met de oprichting van dat Genootschap voor oogen stelde. Stonden bevordering van handel en industrie boven aan, of nam men in overweging, hoe men reeds terstond voor boeken, tijdschriften, kaarten, allicht voor reizigers of anderszins, veel geld behoefde, dat men dus vele belangstellende leden noodig had, niet enkel onder de geleerden of de aardrijkskundigen van beroep, maar onder alle beschaafde standen, in de eerste plaats onder de handelaars en industrieelen — dan lag de keuze van steden als Amsterdam of Botterdam voor de hand; zocht men meer een stad, waar een geschikt gebouw te vinden zoude zijn voor kaarten of boeken, in 't kort voor een geografische bibliotheek, of een stad, waar vele hulpmiddelen voor de beoefening der aardrijkskunde werden aangetroffen, dan kwamen zeker 's Gravenliage of de akademie-steden evenzeer in aanmerking als Amsterdam of Botterdam. Men besloot dus eerst het doel te bespreken, en daarna de plaats der vestiging van het Genootschap te bepalen. — De voorzitter opende dus de discussiën over het doel, 't welk men zich bij de oprichting van het Genootschap voor oogen stelde

1