streven naar een samenkomen van de aslijnen der schoren en stijlen in de zwaartepunten der randen. Ten einde de rwaartepuntslijnen van twee opvojlgende randvakken zoo na mogelijk in het tusschengelegen knooppuint te doen samenvallen, venneerdere men de opvolgende randdoorsneden niet uitsluitend door toevoeging van randplaten, doch ook doo>r trapsgewijze verhooging en zoo noodig ook door trapsgewijze verzwaring van de vertikale randplaten. Bij schoren, die uitsluitend trekspanning oindergaan en uit vlakke buiten- en binnenplaten ajn samengesteld, moeten deze beide platen over haar geheele lengte krachtig gekoppeld worden. I

Bij schoren, die drukspanning ondergaan, moet deze dwarskoppeling uit een doorgaande plaat bestaan, onverschillig of deze schoren zijn gevormd uit vlakke platen of uit profielij'zer. I

Van schoren, gevormd ,uit profielijzer, zijn zoowel de flenzen als de ribben te lasschen; zijn zij gevormd uit hoekijzier, dan zijn beide beenen te lassdhen. Verbindingsbouten van schoren en stijlen aan laschplaten of aan staande randplaten mo.eten zooveel mogelijk syrnmetrisch ten cjpzichte van de aslijnen van de schoren en stijlen worden_ geplaatst. |

Windschoren mogen niet uit vlakke platen bestaan; is zulks niet te vermijden, dan zijn deze vlakke platen zooveel mogelijk te verstijven. Bij de keuze der profielijzers yoor windschoren is fer rekening mede te houden, dat zij in vertikale richting voldoende stijf zijn onr hij treinoyergangien niet op zichtbare wijze te slingeren. Bij aanzienlijke lengte dezer schoren verdient het aanbeveling hunne laschplaten aan de randen in verticale richting te steunen. Gedrukte staven zijn in het algemeen zoo samen te stellen, dat hare doorsneden minstens twee loodrecht op elkaar, gestelde gHaten bevatten.

Eindportalen moeten zoo krachtig worden samengesteld, ■dat zij d€Ti vollen winddruk op den bovenrand der brug kunnen opnemen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid, dat de bruggen van haar steunpunten moeten worden gelicht en tijdehjk buiten die steunpunten moeten worden ondersteund. , . Daartoe wordt vereischt, dat voldoende plaatsruimte aanwezig zij om de noodige heftoestellen te plaatsen en tevens, dat gedurende de tijdelijke ondersteuning der belaste brug in geen der brugdeelen spanningen ontstaan, die de toegelaten spanningen volgens XII—XIV met meer dan 30 pCt. overschrijden. |

VI. öpleggingen'der bruggen. ~ ~ De opleggingen der bruggen moeten aan alle zijden gemakkelijk toegankelijk zijn. De draagsteenen ol het metselwerk, waarop de opleggingen rusten, moeten aan de vier zijden der opleggingen afwaterend worden bewerkt. Aanbevolen wordt de landhoofden en de tusschenpijlers ter zijde van de opleggingen niet door vooruitspringende muren af te sluiten. Bij groote bruggen is zorg te dragen, dat de voorkanten der keermuren zich op 'voldoenden afstand bevinden van de achterkanten der opleggingen en der einddwarsdragers. VIL Geleidebalken. |

Op alle bruggen van meer 5 M. spanwijdte zijn balken aan te brengen ten einde ontspoorde raderen over de brug te geleiden. VIII. Voorschriften voor beweegbare bruggen. r

Aanbevolen wordt de aansluitende spoorstaafeinden aan de uiteinden van beweegbare bruggen te laten rusten op' een gemeenschappelijken stoel of plaat, die op te stellen is, hetzij boven de beweegbare brug, hetziji boven het aansluitend landhoofd of den aansluitenden pijler. IX. Bijzondere Voorschriften voor draaibruggen. |

Opzetassen, die tevens den druk der mobiele belasting op de steunpimten overbrengen, 'zijn alleen toe te passen bij kleine draaibruggen met zeer geringe belasting. Als regel zijn afzonderlijke inrichtingen voor de opzetting en voor de ondersteuning aan te brengen. '

X. Bijzondere voorschriften voor ophaalbruggen. De bouw moet zoodanig zijn, dat de draaiings,as van de val niet den druk der mobiete belasting kan opnemen en dat de treinovergangen de balans niet in slingering kunnen brengen en de val niet kunnen doen klepperen. XI. Berekening der bruggen. De 'berekening der bruggen moet zoodanig geschieden, dat op gemakkelijke wijze is na te gaan, welke moeten worden verzwaard om zwaardere belastingen dan de in de berekening aangenomene pp de brug te kunnen toelaten. |

Daartoe mpeten de spanningen, die door het eigen gewicht en doior de mobiele belasting in de werkelijk uitgevoerde doorsneden ontstaan, afzonderlijk worden opgegeven. Blijkt na het opmaken van den volledigen gewichtstaat, 'dat het werkelijk gewicht der brug meer dan 5 pCt. verschilt met het voorloopig aangenoimen eigen gewicht, dan moet de berekening worden herzien. Zijn bij de uitvoering der brug wijzigingen aangebracht in de doorsneden der brugdeelen of in de samenstelling der brug, dan wordt eveneens een herziening der berekening vereischt. I

Alle becijferingen, die gediend hebben om' tastenderwijzle tot de gewenschte einduitkomsten te geraken (als bijv. tbeoretische dooirsneden) zijn niet in de berekening op te deze moet veel meer den vorm hebben van een herberekening eener bestaande brug en aantoonen, dat de gekoaen. afmetingen beantwoorden aan deze voorschriften. De methode van berekening wordt vrijgelaten; gescli.edt zij, analytisch, dan moet bij toepassing van meer ingewikkelde formules de herkomst deZer formules worden opgegeven; geschiedt zij grafisch, dan moet zij duidelijk worden toegelicht. Een nauwkeurigheid in de berekening tot 1/2 pCt. zal in den regel voldoende Zijn. Door het gebruik van de loigar rithmische rekenschuif zal in de meeste gevallen deze van nauwkeurigheid worden bereikt. De grootte der planningen. uitgedrukt in K.G. per c.iVD, kan zco: worden afgerond. dat de plaats der eenheden door een o wordt ingenomen.

XII. Belastingsa a nn a m e n. Het eigen geicicht der bruggen kan in den regel als een gelijkmatige belasting worden beschouwd.

to o 00 to O O Cn Cn Lengten in M. P® O jo Cn *<l O Cj on'lo 'booi Belasting in tonnen p. M. spoor o\oo U\ O OO co •-•>-• «-« CnC/tLnCnCnCnCn OC-nCnCn bo o**Ot-n Cn Grootste buigingsmoment in tonmeter. Ca CO bO >-• O O 00'**o OOOOOOOOOOOOO'bO O Lengten in M. P'P'P' P P P P s" bovb ói Oï 'bo"« ui CA Ixtlo Belasting in tonnen p. M. spoor bo o kOoen co Ki NM '-J o bO o bo 00 co co OCO cc 04»* OOI-*CO ÖOOOO •“• '-J O O OOOOOQOOOOOOOOenOCn Grootste buigingsmoment in tonmeter.

Voor bruggen, die wegens een zeer afwijkenden vorm een zeer ongelijk gewicht per strekkenden meter hebban, dient met deze ongelijkheid rekening te worden gehouden. Voor de mobiele belasting is een gelijkmatige belasting per strekkenden meter spoor aan te nemen, afnemende met toenemende lengte der bruggen volgens onderstaande schaal, welke geldt voor bruggen, die moeten voldoen aan dei hoogste eischen, die door het verkeer kunnen worden gesteld.

Tabel No. i.