Èe IJÎÛFÌQQTÏ âíQín g ì
NAAR HET ENGELSCH VAN E. W. SAVI DOOR JOS. P. H. HAMERS
Voor een oogenblik was daardoor haar aandacht geheel afgeleid van de onwaardige behandeling haar zoo even door dien kerel aangedaan. Zij was geheel vervuld met de gedachte aan dien vreemden, schrillen toon in de stem der gravin, die anders altijd zoo onverstoorbaar kalm sprak. Ook toen zij zich in het boudoir van hare ladyschap bevond, was Beryl nog een weinig buiten adem, terwijl op haar gelaat haar inwendige onrust te lezen stond, die zij niet vermocht te verbergen. De gravin zag het en werd er onaangenaam door getroffen. Ook in den blik van het jonge meisje lag iets angstigs, iets gejaagds, iets waarachter iemand die haar niet welwillend gezind was, een kwaad geweten zou zoeken. .Waar de gravin verdacht op dit oogenblik allerminst haar jonge secretaresse van den diefstal waarvan men haar zoo schaamteloos beschuldigde; integendeel, zij was overtuigd van haar onschuld en zeer ontevreden over de haar door haar zoon opgedrongen gast. Het was, volgens haar meening, een domheid en een fout van haar zoon, om menschen met wie hij toevallig in de stad kennisgemaakt had, ais logeergasten op het kasteel uit te noodigen ! Zij zou zorgen, dat dit niet meer gebiurde 1
~ Wees maar niet bang, Beryl,” zei Royston, terwijl hij het meisje bij de hand nam en zachtjes wat dichter naar zijn moeder trok; ~het spijt ons vreeselijk, maar deze dame wenscht een overtuigend bewijs, en m’n moeder ziet geen middel om op een andere manier aan haar verlangen te voldoen.” Zijn stem klonk zoo liefdevol en teeder, dat de gravin onmiddellijk een licht opging, omtrent de verhouding tusschen haar zoon en haar secretaresse.
„Volkomen'juist, Roy, maar laat mij nu deze aangelegenheid behandelen. Neen Beryl, maak je maar niet ongerust. Ik heb mevrouw Rénard al gezegd, dat haar ring onmogelijk in je bezit kan zijn, maar ze blijft aandringen op een onderzoek van je zakken."
„Wanneer de ring niet in haar zak is, dan zal ik op een nader onderzoek aan den lijve moeten aandringen, uw zoon zal dan wel zoo goed zijn, de kamer te verlaten.” ~Het spijt me erg, Beryl,” zei de gravin, ~maar als het onderzoek afgeloopen is, dan heb ik het een en ander, aan mevrouw Rénard te zeggen. Vindt je het goed, dat we nu met het onderzoek beginnen?” ~lk begrijp niet, goed wat u bedoelt; denkt mevrouw Rénard soms dat ik een dievegge ben?” vroeg Beryl die blijkbaar niet goed wist hoe zij het had.” „Ik geloof waarlijk dat zij dit denkt,” zei Roy, terwijl hij een zijdelingschen, toornigen blik op de dame in kwestie wierp; ~nvaar trek je dat niet aan.” ..Hoe durft ze zoo iets van me te denken?” riep Beryl uit; zij beefde van verontwaardiging; „vader zou haar rekenschap hebben gevraagd van haar lage beschuldiging !”
„We hebben nu niets met je vader te maken. Je hebt nu alleen te bewijzen, als je kunt, dat mijn beschuldiging valsch is. De ring is weg; je bent de kamer niet uit geweest; jij bent dus de dievegge.” „Zwijg!” riep Royston, gebiedend. „Waarde lord Royston, wees zoo goed uw oordeel op te schorten totdat het onderzoek afgeloopen is. Wilt u nu zoo goed zijn, juffrouw Wynne, uw zakken uit te halen en om te keerenV” vroeg mevrouw Rénard, op ijzigen toon. Aller oogen waren nu op Beryl’s huishoudschort gevestigd, waarin twee groote zakken zichtbaar waren, zooals in den regel bij die soort schorten het geval is. ~Zal ik het doen ?” vroeg Beryl aan Royston. Zij verkeerde in de stellige meening, dat, zoolang hij bij haar was, haar niets kwaads kon overkomen. Hij was niet minder verontwaardigd over de beleediging haar aangedaan, dan zij. ..Mijn zoon heeft niets met deze zaak te maken,” zei de gravin, en in haar stem klonk over
Beryl’s vraag. Voor zoover zij kon nagaan, kenden Royston en haar secretare.sse elkander nauwelijks. Waarom trok hij dan, zoo in 't oog loopend, partij voor haar? Waarom stelde zij hem dan die vraag, op een toon, alsof zij goede bekenden van elkaar waren. „Ik verzoek je, Beryl zoo ging de gravin voort, „te doen wat mevrouw Rénard van je verlangt. Hoe eer die onverkwikkelijke zaak achter den rug is, hoe aangenamer voor ons allen. Ik word er nog ziek van." Haar hand zocht naar het zenuwstillend middel, dat op tafel onder haar bereik lag. Op een teeken van Royston stak Beryl de hand in een van haar zakken en keerde dezen binnenste-buiten. Zij bevatte niets dan een zakdoek, een vingerhoed, een
schaar en een brief. ledereen kon zien dat er verder niets in was, maar mevrouw Delauney-Rénard, daarmee niet tevreden, woelde met haar hand ook in den zak. Toen Beryl haar hand in den anderen zak stak, die zoo goed als leeg scheen te zijn, verbleekte zij, ontzetting teekende zich af op haar gelaat; uit haar oogen sprak doodsangst. Met één sprong stond mevrouw Rénard voor het meisje, greep haar bij de pols en trok met geweld haar hand uit de zak. Beryl’s oogen keken Royston droevig-smeekend aan, maar de jonge lord stond daar als versteend van schrik. „Groote God 1” dat was alles wat hij, met een stem waarin wanhoop en ontzetting klonk, zeggen kon.
De markiezen-ring viel uit Beryl’s krachtelooze vingers en rolde op het vloerkleed tot vlak voor de voeten der gravin. Zij zag het; zij zag ook dat mevrouw Rénard den ring opraapte, maar zij was niet in staat eenig geluid voort te brengen. Het was alsof haar tong verlamd, alsof haar keel dichtgeschroefd was. ~Ik hoop, dat u nu overtuigd bent,” riep mevrouw Rénard uit, terwöi zij het kleinood zegevierend in de hoogte hield. ..Beryll” riep Royslon. ~0, Beryl!” Oii- kreet bracht haar tot bezinning en gaf haar de spraak weer. ~Ik heb den ring niet gestolen! O, Roy, geloof me toch I”
De bibliotheek binnen komen en het door haar geleende bock op de t.aiël leggen.
Hij was met één sprong bij het open venster, waar hij staan bleef, met zijn rug naar haar toe. Had hij het ondenkbare, het Ónmogelijke, niet met eigen oogen gezien ? Maar zij ging voort met spreken: ~Het is een gemeene streek ! De ring is door iemand anders in mijn zak gemoffeld ! Ik heb hem zelfs niet aangeraakt!
Mijn God, is er dan niemand die geiuurt \f_ 1.1 aan mijn onschuld ?” Zij zag dat de gra iNO. iL vin bleek en bevend, achterover in haar ruststoel lag. ~Hare ladyschap is niet wèl,” zei mevrouw Rénari koud en onverschillig; ~het beste is, dat je nu dl kamer uitgaat, en wees blij, als ik verder geen werl van deze zaak maak. Uit achting voor mijn vrien* delijken gastheer en gastvrouw, ben ik bereid uiil van verdere vervolging af te zien. Ze hebben nu zeil ondervonden, wie ze hier in huis gehaald hebben.’, Beryl liep handenwringend naar den ruststoel eil wierp zich voor dC'gravin op de knieën. ..Mylaüy, veroordeel mij niet, want ik ben .m< schuldig ! Ik kan niet zeggen, hoe die ring in m'n zak gekomen is I Ik kan u aileeq zeggen, dat ik onschuldig ben. ü, zeg me toch, dat u aan mijn I onschuld lelooft!"
Maar de gravin keerde zicli van de smeckelinge af; zij trok haar hand met een beweging van afschuw terug toen Bervl deze, in haar wanhoop, wilde omklemmen.
„Ongelukkig kind ! Nu zie le, wat je tot je eigen verderf iiebt aangericht! O, wat heb ik medelijden met je moeder ! .Als ik het niet met m’n eigen oogen gezien had, dan had ik nooit zoo iefs van je kunnen denken, maar ... ; neen, ga heen en maak je gereed om onmiddellijk dit huis te verlaten. De auto zal je naar 't station brengen; over een uur vertrekt de sneltrein naar Londen. Je hebt geen tijd te verliezen. Wie zou zoo iets gedacht hebben!”
Befyl stonö ®s versuft od eil strekte de armen naar lord Royi ston uit als een kind dat op hej punt is om te verdrinken. Maa* hij wierp haar slechts een blij vol bitter verwijt toe en verliep het boudoir van zijn moeder. I „Je hebt opnieuw bewczeni dat een meisje, dat haar meestel res in kleine dingen bedriegt, tof alles in staat is,” zei mevrouv( Rénard, wier wraakzucht no| niet bevredigd was; „dat he| – je bewezen, toen je hare lady^ schap misleidde en op het g’cJ maskerd bal verscheen, om tif trachten lord Royston Blair in jij netten te vangen; toen je, ofschoon wetend dat je dif :niet mocht doen, in ’t geheim, uren lang mét hem gin| izeilen. Dit alles moest je ten verderve strekken efl kiitloopen op een soortgelijke misdaad als waarvai ide gravin en haar zoon, nu wel overtuigd zullen zijn.'l Beryl weende hartstochtelijk en was zóó overstuurj dat zij niet in staat was iets tot haar verdediging in tif brenaen. _ j
„Wat hoor ik daar?” vroeg de gravin, zich met moeite in haar ruststoel oprichtend. Mevrouw Rénard gaf nadere verklaring en uitleg, nadat zij haar leedwezen had uitgedrukt, over de noodzakelijkheid om nog meer onaangename gebeurtenissen te berde te moeten brengen. Zij vertelde dat juffrouw Wynne het ~Roodkapje” op het bal geweest was en de oorzaak, dat lord Royston zich niet, zooals zijn plicht was, met de gasten zijner ouders had bezig gehouden. Daarna was hij bijna voortdurend met haar in de naaikamer geweest. Zij scheen hem het hoofd geheel op hol gebracht te hebben. Gisteravond hadden zij ook al een zeiltochtje gemaakt.
„Is dat waar?” vroeg de gravin, terwijl zij een ontstelden en verontwaardigden blik op Beryl wierp. Beryl kon geen woord uitbrengen. Mevrouw Rénard zei daarop, dat alles wat zij hare ladyschap had nicegedeeld, volkomen waar was. „Ü, ik zie nu in, dat ik een slang aan nr'n boezem gekoesterd heb!” riep de gravin uit. Zij viel achterover in haar ruststoel en scheen een hezwijniing nabij. Mevrouw Rénard greep Beryl bij den arm en zette haar de kamer uit. Daarna schelde zij. Zij gelastte de dienstbode die onmiddellijk verscheen, den graaf te roepen. Deze slaagde er na eenige moeite in, zijn vrouw tot bedaren te brengen, waarna hem het geval met den ring verteld en uitvoerig besproken werd. „Laat m’ii echtgenoot den ring eens zien,” zei de