dogma’s worden tot verdichtsels, de Bijbelse wonderen tot natuurlijke processen verklaard, de Kerk en het aloude geloof in de Goddelijke Openbaring dreigen hun greep op de mensheid te verliezen, de kunst geraakt in het gareel van een star formalistisch klassicisme op een dood spoor, in de literatuur wordt de natuur uitgebannen, wijl zij niet in het bezit is van een redelijke geest
Tegen deze gang van zaken maakten de romantici front. Zij hielden, tegenover deze in hun oog fatale verontgoddelijking en ontheiliging van natuur en leven, er zich van overtuigd, dat de Europese cultuur een verkeerde kant uit koerste, zij herinnerden zich een verleden, waarin die cultuur een alles overstralende eenheid uitmaakte. Zij blikten op naar de oude majesteitelijke kathedralen, sublieme dichtwerken in steen, waarin op zo magistrale, diep-ontroerende en positieve wijze de geloofseenheid, nu sectarisch versplinterd of wel vervluchtigd, werd beleden. En, waar in hun ogen het redegeloof op de laatste van alle vragen geen antwoord gaf, dat hun bevredigde, daar richtten zij, waar maatschappij en leven, zo veranderd, hiertoe niet aanstonds de gelegenheid boden, de blik naar binnen en schiepen zich daar die ideale wereld, die voor ’t minst de enkeling of een vertrouwde kring van gelijkgezinden, een zeker levensgeluk, zielsvrede en voldoening schonk. Velen van hen zijn zoekers naar een verloren paradijs, hun zwerflust is groot, zowel in de geest als in de werkelijkheid, zij koesteren belangstelling voor alle culturen en openen het cultureel archief der wereld.
In elk land reageert men weer anders, naar landaard, maar ook naar eigen, persoonlijke aard. Wij hebben enkele schakeringen daarvan alreeds met een vluchtig woord aangeduid. In Engeland zullen Contable en Turner tot haar invloedrijkste schilders behoren. Het Ossianisme en Byronisme overstromen de wereld. Het door James Macpherson in 1762 gepubliceerde epische gedicht Fingal, dat hij voorgaf te hebben vertaald uit het Gaelisch en door Fingal’s zoon Ossian zou zijn geschreven, heeft een enorme invloed. Goethe zal zich later weer tot de klassieken wenden, maar zijn Werther is de belichaming van een Byroniaanse Weltschmerz. In de Duitse landen is de muziek tot op zekere hoogte een parallelverschijning, vooral, wanneer na Beethoven de belangstelling voor klankschildering zich openbaart, men zich in de wereld van sprookjes en legenden verdiept en de stemmen van woud, wateren en storm beluistert. Ook hier maakt de romantische schilderkunst een tijdperk van bloei door en ook hun namen zijn in de laatste decennia hier meer bekend geworden. Maar het zijn bovenal zijn dichters, die in lied en proza, maar ook in de
levenspractijk, de romantische idee schoon hebben beleden, Novalis vooral, die er wellicht de zuiverste verpersoonlijking van is. Het is als in de muziek een vlucht uit deze wereld naar andere, meer ideale regionen. Niet allen gelukt deze vlucht, sommigen zullen eindigen in waanzin en zelfs in een zelfgekozen dood, anderen redden zich in de ironie, zoals Reine, die in Parijs onze romantische schilder Ary Scheffer (die een tijdlang Jozef Israëls sterk zou beïnvloeden) bezingt. Bij deze zo melodische zanger speelt de ironie wel een grote rol, maar niet bij hem alleen. In Duitsland is de romantiek wel het innigst vervlochten met de problemen van liefde, onsterfelijkheid, leven en dood. Wij kunnen hier in zo kort bestek er niet dieper op in gaan. ’t Moet helaas wel bij vluchtige aanduidingen blijven, en dit zal ook het geval moeten zijn, wanneer wij ons nu wenden tot de schilder-romantiek van ons land in de eeuwhelft vóór en na 1800. Ongetwijfeld zal het de lezer uit het voorgaande wel genoegzaam duidelijk zijn geworden, dat de herleefde belangstelling voor haar uitingen o.m. ook wel verband zal houden met de thans weer zo onbevredigende toestand van wereld en maatschappelijk bestel, van wanhoop en depressie, van twijfel aan de krachten en machten, die hier redding zouden moeten, kunnen en willen brengen. Men vlucht daarom Glavimans heeft hierop in de inleiding tot de catalogus van de tentoonstelling reeds geduid in een verleden, waarin alles ons nu zoveel rustiger en vrediger toelijkt te zijn, ondanks de onrust, die toch ook hen bij wijlen bestookte. Ook Fromentin wees er reeds op
A. W, Finch, „Landschap”. ("Landscape”).