Reiening exhibilicri „The Ronïö''"c SchooT' in Scheen s tke'Hague, a is given here aboui e histotical background iis ideals ö'’ .ds variecotions. The oi the arlicle the opinion that ihe interest in the expidsS . oi painting ' °ttributed to the preseh state o/ |[(' Q state oi despair JL hression, ol doubt with to the ioices and are to save the the past to, the past w/iere ~ vthtng r.ow seems to so rnuch more quid} l/ig °ce/u7, notwithstandihy I Uncasiness that also the romanticists soidd

P. G. van Os, ~Slapende herder bij herkauwend vee, onder geboomte”, paneel 40 X 55 cm. (”Sleeping shepherd with ruminating cattle under the trees”, panel 40 x 55 cm.).

J. B. Kobell, „Melkers bij vee aan een water”, paneel 37 x 47 cm. (Milkers and cattle near a water, panel 37 x 47 cm.).

2)e i

De gestaag aan groeiende belangstelling voor de uitingen van de meesters van onze romantische school, het veel besproken boek, een standaardwerk van den Hr. Scheen, dat aan deze belangstelling haar onmisbare documentele basis gaf, de belangwekkende beschouwing van den Hr. v. Breen hieraan in het Septembernummer van de vorige jaargang gewijd en de opwekking tot nadere bespiegeling, welke hiervan uitgaat, deden in mij de lust ontwaken iets over de romantische kunst in het algemeen en daarnaast iets over die van ons eigen land te vertellen, waartoe de tentoonstelling in de kunstzaal van den Hr. Scheen een ongezochte gelegenheid biedt.

Tot goed begrip van het wezen van de romantische kunst is het dan wel gewénst, dat men onze romantische school niet als een afzonderlijk verschijnsel ziet, maar als een der geledingen van een grote internationale en historische samenhang, waartegen haar eigen Hollands karakter zich dan ook te duidelijker aftekent. Want de romantische kunst is een veel algemener verschijnsel dan men in de regel aanneemt, zij is de zich steeds weer manifesterende uiting van een eeuwig verlangen, dat wel altijd in de mensheid heeft geleefd. Overal treft men er dan ook de sporen van aan, bij de Spanjaarden, de oude Grieken, de Indiërs, bij de grote Italianen, of, om dichter bij huis te blijven, in de ridderromantiek van onze middeleeuwen, bij Rubens en Rembrandt. Eerst in de 18e eeuw tekent zij zich af in de vormen, welke veelal meer algemeen bekend zijn geworden. Dan ook ontvangt zij, in Engeland, haar naam en wast daar en'op het vasteland aan tot een stroom, die vrijwel een eeuwlang overal haar sporen na laat. Rubens’ sterk gemouvementeerde landschappen, Rembrandt’s Roof van Proserpina en Poolse Ruiter zijn, om maar eens een paar grepen te doen, typisch romantische, uitingen en het zijn deze meesters, waarop weer later schilders als Géricault en Delacroix,

gegrepen door het dynamisch geweld ervan, voort zullen bouwen Maar dan is inmiddels het wezen der romantiek in zijn verschillende schakeringen van rustige bespiegeling, mystische overgave en verzinking tot extatische vervoering en een ~iJles overdonderend stormachtig élan, genoegzaam herkend, al ziet men niet zelden het verschijnsel nog steeds te begrensd en niet voldoende in de totale historische samenhang. Dit verschijnsel is, wel beschouwd, van zulk een omvang yari zulk een alomvattende, niet alleen de kunst, maar ook de menselijke samenleving doordringende betekenis, heeft zoveel invloed uitgeoefend op staats- en raaatschappijleer, op religie en moraal, het doet zich in neo-romantische bewegingen telkens weer zo nadrukkelijk gelden, dat men wel wil aannemen, dat wij ons in een tijdschriftartikel alleen maar tot enkele schetsmatige aanduidingen zullen hebben te bepalen.

Het moge op menigeen aanvankelijk een ietwat verrassende indruk maken, haar meest geprononceerde vormen aannemend, dat de romantiek haar veroveringstocht aanyangt in het tijdperk der z.g. Verlichting, achteraf blijkt dit eer vanzelfsprekend. In dit tijdvak maakt, ondanks het optimistisch vertrouwen in stage vooruitgang en humanitaire bestrevingen, de mensheid een geestelijke crisis door, die, min of meer, zou kunnen doen herinneren aan die, waarin Jeroen Bosch zijn sermoenen schilderde, hoezeer de algemene gestemdheid dan ook in vele opzichten weer een andere is. De oude geloofswaarden werden facultatief gésteld men houdt het op de suprematie van de rede, indien zij al niet, zoals men heeft opgemerkt, als politieagent fungeert op de grensgebieden tussen beide- Ook de Verlichting heeft haar voorgeschiedenis, de ratio heeft haar taak al bij de Grieken fü eerder een stem in het kapittel hebben gehad. Cogiti, ergo sum, leert Descartes: ik denk, dus ik ben (mén vertaalt ook: het denkt). Oud eerwaarde