Paulus Potter, ~De Stier”, fragment (”The Buil”, fragment).

die het aankleven, bewonderenswaardig, compositorisch en als stemmingwekkend geheel, de stier als verbluffend natuurgetrouw conterfeytsel, waarin een arsenaal van studieuze waarnemingen werd samengevat. Al was hij niet meer dan dit, dan reeds zou zijn conterfeytsel een in zijn soort unieke prestatie mogen heten. Nooit wellicht, noch vóórdien, noch nadien, is een stier met een zo klaar, open oog bekeken, zo microscopisch feilloos tot in détail en toch groot in plastische vormgeving afgebeeld. Werd ooit de natuur trouwhartiger, maar ook indringender geobserveerd en zo levensvol op de daad betrapt, vragen weer anderen? Men heeft Potter’s techniek met die van een graveur vergeleken, deze soms welhaast stereoscopische plastiek, die ook een Rembrandt kon zoeken, met die van een beeldhouwer, aan wiens werkwijze het relief, waarmee Potter hier en daar de verf op draagt, zou kunnen doen denken. Door verstening der verf is voornamelijk in schaap en lam mettertijd jammer genoeg, naar we mogen aannemen, van een oorspronkelijk groter malsheid veel verloren gegaan. Potter zelf zou er ongetwijfeld van zijn geschrokken, wanneer hij deze beide in (je toestand, waarin wij ze kennen, had mogen zien. Men verliest dit bij de beoordeling in de regel uit het oog. Zoals aan menig mensenwerk kleven aan Potter’s meesterproef, zoals we reeds op-

merkten, onvolmaaktheden. Fromentin somt er verscheidene van- op, ook anatomische; Men heeft er de nodige ophef van gemaakt. Van hoevele befaamde meesterwerken kan men niet hetzelfde zeggen! Fromentin, die zelf een voortreffelijk dierenschilder was en het werk bezag met een schildersoog, ook in dit opzicht bevoegd als weinigen, besluit niettemin met een lofrede, die het hart van den jongen schilder van blijdschap zou hebben doen popelen, indien hij ze zou hebben kunnen horen. Ik wil de lezer dan ook niet onthouden wat Fromentin, in studie en conceptie samenvattend, ervan zegt, het tafereel in summiere trekken voor hem oproépend: „Een grote stier op een uitgestrekt veld, een uitgestrekt uitspansel en om zo te zeggen geen gezichtseinder: wat een gelegenheid om eens voor al een schat van zeer moeilijke dingen te leren en er met passen en meten achter te komen? Eenvoudig is de beweging, er was er ook geen nodig; de houding is waar, de kop leeft. Het dier heeft zijn leeftijd, zijn type, zijn geaardheid, zijn lengte, zijn hoogte, zijn gewrichten, zijn spieren, zijn haar ruw of glad, sluik of krullend, zijn meer of mindere spanning en dat alles in de perfectie. Kop, oog, hals, voorlijf, zijn op het standpunt ener onbevooroordeelde en krachtige waarneming zeer zeldzaam getroffen, misschien wel zonder wedergade. Ik zeg niet, dat de verf mooi is, dat