aan een foto van het gebouw zelf, dan aan de appreciatie daarvan zooals die in de teekening van een kunstenaar naar voren komt.

Vanuit deze teekeiiing zelf is het nu juist de sfeer van het persoonlijke die ons bezig houdt. Tholen ziet deze toren als een massa van steen, die door weer en wind en erosie door lange tijden, dat bekoorlijke gekregen heeft van kleur dat de schilder als picturaal-mooie waarden in zijn schilderijen gebruiken kan. De materie van het gebouw heeft hier de schilder in bepaalde mate geïnteresseerd en toch kunnen wij niet zeggen dat dit materieele tot einddoel in zijn werk gesteld is. Materialistisch zonder meer is deze opvatting niet, wij krijgen ook de neiging in dit bouwsel de uitdrukking te zien van een bepaalde geestelijkheid. van de devotie van de tijden waarin het ontstond. Vagelijk moet dit den schilder bewust geweest zijn, misschien was het meer een directe ói)welling uit zijn onderbewustzijn die ons de schoonheid en het intieme van deze teekening bezorgd heeft. Het is goed ons dit eens alles in te denken om de juiste waarde en het juiste karakter van zulk werk te doorgronden. Wij weten wel ongeveer wat Bauer in een ets naar dit monument gemaakt zou hebben, kunnen ons voorstellen hoe de teekening van dezen toren uit de hand van Bosboom geloopen zou zijn; door dergelijke vergelijkingen komen wij veel vlugger er toe om hier het eigenaardig persoonlijke van Tholen te erkennen, dan lange redeneeringen dit effect zouden kunnen bereiken.

De gevoelige hand van den leekenaar is wat ons hier in bewondering zet. Men spreekt bij architectuur wel eens van ..kantwerk tegen de lucht uit”. Dit is een uitdrukking waarvan het zich laat begrijpen hoe men daartoe komt en wanneer zoo’n uitbeeldingswijze werkelijk aanwezig is dan valt de pracht daarvan zeker te bewonderen. Hier is nu in de omtrekken de geestige fijnheid in het onderbreken van de verticale tendentie, door de fijne profileering die tegen de lucht uitkomt.

De wijze van uitbeelding echter, de gevoeligheid van die omtrekken is het element dat de teekenaar er in brengt en waardoor wij gegrepen worden. Eigenlijk is alles zoo eenvoudig en gewoon. Met een vaste hand, zonder zware nadrukkelijkheid is alles geteekend. De kunstenaar voelt zich innerlijk zoo rustig verzekerd van de totaal-indruk die hij weer te geven heeft, dat nergens het jachtende in zijn werk naar voren komt en alles met een gelijkmatigheid en in alle deelen even gevoelig uitgebeeld is. De gevoeligheid van zoo’n omtrek is tot geheel bovenaan te volgen. Het geheel wordt van boven afgedekt door een helm of omgekeerde klok, die een architectonisch mooie vinding is. De teekenaar stelt dit alles zoo kalm voor met toch zoo zekere en fijne wijze van uitdrukking en het kleine uitbouwsel geheel aan de top en met een kroon overspannen, staat als een juichende klaarheid tegen de lucht uit. Al het levende in deze architectonische vormen is wat het intieme verhaal van den teekenaar uitmaakt, terwijl hij misschien nog naïef genoeg kan zijn te nieenen dat dit alles niet meer beteekent dan het eenvoudige nateekenen van zoo’n geval.

W. B. Tholen : te Rhcr.cn", teekening 46,5 x 30,5 tm,

In zoo’n teekening weet de schilder een blankheid

van kleur en een fijnheid van licht uit te drukken. Dit valt wel zoo erg niet op, doch intusschen ondergaan wij de werking er van. In het onderste blok kunnen wij de blankheid van het muurwerk bewonderen; alleen onder een fijne aandoening kan zooiets lot stand komen. Hoe geestig en fijn zijn hier de traceeringen van de vensters gegeven! In onze overgave aan zulk werk gaan wij het eigene en persoonlijke er van dieper erkennen. Daar bemerken wij óok nog dat aan de wijzerplaat van het uurwerk nog iets aparts waar te nemen valt. waar de leekenaar met een parmantige nadrukkelijkheid ons doet voelen hoe zooiets zakelijk-tijdelijks ook nog op een aesthetisch-sprekende wijze verbeeld kan worden.

H. P. BREMMER.